Vrijheid van techniek alleen in Christus te vinden
Alleen de christelijke vrijheid is de macht van techniek te sterk, reageert Pieter Boom.
Techniek is alomtegenwoordig en lijkt vrijwel almachtig; dat was afgelopen week in een special van deze krant te lezen (RD 16-4). Techniek bepaalt ons leven en de keuzes die we maken en dreigt daardoor een bewuste christelijke levenswandel te verdringen.
Hier ligt een uitdaging voor de christelijke ethiek. Daarbij is het denken van de Franse filosoof Jacques Ellul mijns inziens in de special nog te weinig belicht. Ellul was niet alleen een van de meest vooraanstaande denkers over techniek, maar ook een christen, lid van de gereformeerde kerk in Frankrijk. Zijn realistische visie op de technische maatschappij biedt aanknopingspunten om als christen te midden van alle techniek het hoofd boven water te houden.
Systeem
Volgens Ellul is techniek breder en wijder verspreid dan alleen in de vorm van technische hulpmiddelen. De hele maatschappij is onderdeel geworden van een technisch systeem en de manier van denken die daarmee samenhangt. Omgang met techniek is niet maar een kwestie van bepaalde apparaten, zoals een smartphone, al of niet gebruiken. Techniek is een groot samenhangend systeem dat zichzelf ontwikkelt volgens zijn eigen wetten. Die ontwikkeling is niet zomaar te stoppen, omdat alles in het systeem met elkaar samenhangt. Techniek is autonoom. En de mens wordt steeds meer aangepast aan dat grote technische systeem.
We hebben volgens Ellul tegenover de opkomst van de techniek maar weinig te kiezen en worden vanzelf steeds meer veranderd. We hebben geen vrije keus om bijvoorbeeld geen internet of auto te nemen: de hele inrichting van de samenleving dwingt ons daar eenvoudig toe.
Een ander voorbeeld dat Ellul noemt is het geestdodende werk in fabrieken en op kantoren. Dit werk moet gebeuren, maar mensen kunnen het maar beperkt volhouden. Daarvoor is de hele ontspannings- en vermaakcultuur gekomen, om afleiding te geven naast dat geestdodende werk. Zo dwingt techniek ons in de richting van de entertainmentindustrie (die niet te beperken is tot film en televisie).
Ook ons denken is steeds technischer geworden en steeds meer gericht op feiten en op dingen die werken, die efficiënt zijn. Functioneringsgesprekken en onderwijsdoelstellingen draaien om cijfers en prestaties, om het haalbare en het meetbare. Wat technisch meetbaar is, dat is zeker, dus daar kunnen we iets aan doen. De maatschappij richt zich zo steeds meer op de werkelijkheid en steeds minder op de waarheid, die immers niet te meten is. Techniek bewerkt zo een heel andere manier van omgaan met het leven. Opnieuw is dit een haast autonoom proces, waar volgens Ellul bijna niets tegen in te brengen valt.
Vrijheid
Wat heeft de christen hier dan tegenover te zetten, tegen zo’n systeem dat allesbepalend lijkt te zijn? Staan we niet machteloos tegenover het geweld van de technische ‘vooruitgang’? Had Ellul nog wel hoop voor de toekomst?
Gelukkig wel. Hij wijst erop dat het christelijk geloof zorgt voor een onttroning van de macht en de status van de techniek. Er is maar één ware God. Techniek is niet echt alomtegenwoordig en alwetend. Het is beperkt tot de meetbare werkelijkheid. Google heeft misschien op veel vragen een antwoord, maar niet op mijn gevoelens, niet op mijn frustraties, niet op mijn levensvragen. Voor zo veel gebieden van het leven biedt de techniek geen antwoorden, omdat de mens gereduceerd wordt tot een radertje in het grote systeem.
Wie dat met het christelijk geloof beseft, wordt vrij van de suggestieve macht van de techniek. Net als geld kan techniek een middel zijn dat wij kunnen gebruiken, maar ook een macht die ons veel belooft maar intussen tot slaaf van het systeem maakt. Christus was echter vrij van alle machten, weerstond de verzoekingen van Satan, en kan ook ons bevrijdenen verlossen. De Christen kan daardoor een „gans vrij mens” zijn, omdat Hij één Heere heeft, Jezus Christus.
Door die vrijheid kan een christen in de wereld leven zonder van de wereld te zijn, kan techniek een hulpmiddel worden, omdat het dan nooit meer waarde heeft dan dat. Alle zegeningen die zaken zoals geld en techniek bieden zijn materieel, tijdelijk. We moeten ons wel bewust zijn dat die zegeningen heel reëel en heel aantrekkelijk zijn, dat wij ons daar ook door aangetrokken voelen en daardoor verleid worden.
We moeten ons bewust zijn hoe ons leven en denken beïnvloed worden door de technische maatschappij. Ons handelen moet echter bepaald worden door de dienst aan God en zo moeten we al die materiële zegeningen ook in Zijn dienst brengen. Niet gericht op vooruitgang of voorspoed, maar gericht op God en onze naaste.
Dit inzicht van Ellul lijkt me uiterst belangrijk in een eeuw waarin de techniek haar macht naar verwachting alleen maar verder zal uitbreiden. Is mijn leven gericht op voorspoed, op het meegaan in de maatschappij en het hebben van het nieuwste apparaat? Of op het dienen van de enige ware God boven alle andere goden? Dan moet ik voorspoed opgeven om met die middelen God en mijn naaste te dienen, maar ben ik vrij in Christus.
De auteur is masterstudent theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).