Kerk op Papoea weet zich geroepen om onrecht aan de kaak te stellen
WAMENA. „Vóór 1963 leefden ook wij nog in duisternis...” Die zin van de voorganger in een kerkdienst in Wamena blijft hangen. Zo kort nog maar vanuit het animisme bekeerd tot het evangelie van Jezus Christus?
De dienstdoende predikant van de Gereja Protestan di Indonesia (GJPI) bevestigt het: de herinnering aan de komst van de eerste zendingspredikant Kuijt ligt hier nog vers in het geheugen.
Tijdens de dienst in het bomvolle kerkgebouw luisteren de Papoea’s in de door de Gereformeerde Gemeenten gestichte kerk aandachtig, hun Bijbel geopend, mannen en vrouwen gescheiden. Duidelijk wordt algauw dat hun geloof van allerlei kanten bedreigd wordt: door secularisme, een losse seksuele moraal, maatschappelijke druk vanwege massale Indonesische immigratie. Hoe reageert de kerk daarop?
Ds. Peres Nekwek, docent aan de nabijgelegen theologische school van de GJPI, vindt de vraag om meer dan één reden van belang. Hij leert zijn vijftig studenten dat iemand die door het geloof „een nieuwe mens” is geworden, de ware vrijheid in Christus vindt, maar dat zo iemand van daaruit wel degelijk ook naar gerechtigheid zal streven. Ook ten aanzien van dat laatste heeft de kerk een belangrijke taak, zegt hij. In Romeinen 13 heeft Paulus het over een overheid „u ten goede.” Hoe zou de kerk dan kunnen zwijgen over wat er in het overheidsbeleid structureel niet goed is?
Nekwek weet waarover hij het heeft. Hij schreef een proefschrift over de ”Christologische relevantie van holistische bevrijding van de Papoeagemeenschap”, dat vanuit het Indonesisch helaas nog niet vertaald is in het Engels of het Nederlands. In dat boek vergelijkt hij –met de Papoea’s als casestudie– de calvinistische theologie met de bevrijdingstheologie. In plaats van zich terug te trekken in een louter op behoud van de ziel gericht piëtisme, zullen christenen grondig moeten nadenken over wat hun verkregen vrijheid betekent voor alle sectoren van de Papoease maatschappij.
Moedige voorgangers
Kerk en gerechtigheid zijn in Papoea een actuele zaak, temeer omdat een voor de Papoea’s betrouwbare politieke structuur ontbreekt: Indonesiërs van buiten de provincie –met name Javanen– maken er immers de dienst uit. Wie anders dan de voorgangers in de over heel Papoea verspreide kerken zullen de Bijbelse boodschap toepassen in het maatschappelijk leven van elke dag?
De Indonesische geheime dienst is daar niet gerust op. Van verschillende zijden wordt gemeld dat agenten kerkdiensten bezoeken om na te gaan wat er zoal vanaf de kansel wordt gezegd.
Toch hebben onder het Indonesische bewind vooral rooms-katholieke missionarissen nooit gezwegen over structureel onrecht. En ze doen dat nog steeds niet. Zo bevindt zich in Jayapura het in 1998 in het leven geroepen Office for Justice and Peace. Vrede en Gerechtigheid publiceert geregeld verslagen over de schending van mensenrechten in Papoea en probeert daarin ook leiders van andere geloofsgroepen mee te krijgen. Het vorig jaar verschenen zwartboek ”Human Rights in West Papua 2013” van onder andere de bij de Verenigde Naties actieve Franciscans International zou voor religieuze leiders verplichte lectuur moeten zijn.
Niet dat deze publicatie de Indonesische censuur kan omzeilen. In Papoea zijn überhaupt niet veel protestantse voorgangers die het aandurven man en paard te noemen. Dominee Socratez Sofyan Yoman, voorzitter van de Gemeenschap van Baptistengemeenten, is een van de weinigen die dat wél durven. Zijn boek ”De stem van kerken voor onderdrukte mensen, bloed en Gods tranen in West-Papoea” staat dan ook op de lijst van verboden boeken. Amnesty International meldt dat deze voorganger herhaaldelijk wordt bedreigd.
Over andere voorgangers, zoals Noahk Nawipa en Benny Giay, beiden voorgangers van de Gereja Kingmi in Papoea, wordt hetzelfde gezegd. Indonesische militairen vertonen zich soms intimiderend voor het kerkgebouw van de Kingmikerk in Jayapura – ze verdenken de leden van steun aan de separatisten, de Papoease afscheidingsbeweging. Van de genoemde voorgangers is dr. Giay internationaal het bekend – hij is auteur van verschillende boeken en dit jaar spreker op de Papoea Solidariteitsdag in Amersfoort.
Vooral in het binnenland hebben de Kingmikerken (die zich hebben teruggetrokken uit de Indonesische Raad van Kerken) grote aanhang.
De inzet van theoloog Peres Nekwek is belangrijk voor het volgen van de juiste koers. Gelet op het in Papoea structurele onrecht ligt tweeërlei ontwikkeling voor de hand. Aan de ene kant is het verleidelijk zich over te geven aan één of andere vorm van bevrijdingstheologie, aan de andere kant doet zich een vorm van biblicisme voor waarbij Papoea’s zich vereenzelvigen met de eens uit Egypte bevrijde Israëlieten en het „Laat Mijn volk gaan” op zichzelf toepassen. De charismatische Sion Papoeabeweging onder leiding van Marthen Su wint in Papoea aanhang met deze boodschap. Gebed voor de staat Israël –gezien als een teken der tijden– zal de totale bevrijding van mens en wereld dichterbij brengen, zo geloven de aanhangers van Sion Papoea.
Nekwek is inmiddels bezig met een nieuwe studie die gaat over de betekenis voor Papoea van wat de apostel Paulus in Romeinen 13 zegt over de overheid. Vrijwel alle voorgangers in Indonesië zullen het erover eens zijn dat een overheid rechtvaardig moet zijn. Maar is ze dat als ze de Papoea’s naar de rand van de samenleving dringt? Nee! De kerk mág daarover niet zwijgen, is Nekweks overtuiging. Zaak is dan wel om met Bijbelse wijsheid te spreken.
Dit is het vierde deel in een serie over Papoea.