Diaconaal werker op zoek naar zeelieden in de knel
Het ene moment staat hij met een helm op zijn hoofd op het dek van een containerschip of olietanker, het andere moment zit hij met een mondkapje om aan het bed van een zieke zeeman. Diaconaal werker Rijk van Lent biedt mensen in de scheepvaart een luisterend oor en een helpende hand.
Bergen steenkolen bepalen het beeld in de St. Laurenshaven Terminal in Rotterdam. Aan de kades liggen tientallen schepen die worden gelost en op korte termijn weer het ruime sop zullen kiezen, richting Hamburg, Antwerpen of verder gelegen bestemmingen. Van Lent (58) parkeert zijn auto, zet een helm op zijn hoofd en doet een fluorescerend vest aan. Met een tas lectuur in de hand betreedt hij de loopbrug naar een 170 meter lang schip.
Aan de wachtmatroos op het dek stelt de medewerker van de 25-jarige stichting Diaconaal Havenproject Rotterdam zich voor als „pastor Ricardo” – ”Rijk” valt voor buitenlanders niet uit te spreken. „Zijn we welkom aan boord? Zijn er mensen die ons willen ontvangen?” De vriendelijke Filipijn roept via een walkietalkie de officier van dienst op die de gast voorgaat naar de messroom.
„Het schip ziet er keurig uit”, zegt Van Lent.
„We houden het netjes. Het is ons huis”, zegt de officier.
Rond halfelf neemt Van Lent plaats in de eetzaal. Aan de wand hangen –in het Engels– de Tien Geboden en een oproep om dagelijks de rozenkrans te bidden. De kok steekt zijn hoofd om de hoek en biedt de bezoeker een tosti of sandwich aan. Van Lent houdt het bij een kop thee. Intussen gaat de kok verder met het bereiden van het middageten, een rijstmaaltijd.
Het schip, dat onder Panamese vlag vaart, blijkt een volledig Filipijnse bemanning te hebben. Twee mannen in een blauwe overall nemen plaats in de messroom. De één is tweede werktuigkundige en werkt twaalf jaar in de scheepvaart, zijn collega verdient al twintig jaar zijn brood als ”olieman”. Van Lent raakt in het Engels met hen aan de praat over het leven aan boord en contacten met het thuisfront via Facebook en Skype. Ook de tyfoon Haiyan die de Filipijnen eind vorig jaar trof, komt ter sprake. De bemanning blijkt geen familie te hebben verloren.
Van Lent deelt een Engelstalig christelijk magazine voor zeelieden uit. Hij vraagt een van de bemanningsleden via een usb-stick de inhoud voor iedereen aan boord digitaal beschikbaar te stellen. Ook laat hij een Engelstalig dagboekje ”Ons dagelijks brood” achter. „Goed om elke dag mee te beginnen, een woord te lezen dat je meeneemt”, zegt hij. Na een uurtje neemt hij afscheid. „Het was goed hier te zijn. Er heerst een prettige atmosfeer.”
Op het dek maakt Van Lent nog een praatje met de wachtmatroos, die om snel promotie te kunnen maken al zeventien maanden van huis is. Zijn vrouw en zevenjarige zoon moet hij al die tijd missen. De diaconaal werker wenst hem sterkte en Gods zegen toe.
In de loop van de dag bezoekt hij nog vier schepen, onder meer op de Eerste Maasvlakte. Imposante containerschepen worden via ingenieuze automatische systemen gelost en geladen. Van Lent stapt aan boord van achtereenvolgens de Mozart en de Merlion. Het laatste schip, met 14.000 containers, is fonkelnieuw en doet voor het eerst Rotterdam aan. De bemanning telt zeven nationaliteiten, onder wie mensen uit India, Sri Lanka en China.
De diaconaal werker informeert naar de welstand van de mannen, maakt links en rechts een kwinkslag en komt aan het eind van het gesprek altijd uit bij serieuze onderwerpen, zoals een dagelijks bezinningsmoment of het omgaan met spanningen aan boord. Ook deelt hij steevast lectuur uit en vraagt of hij iets voor de bemanning kan betekenen. Vandaag levert dat geen hulpvragen op, maar soms wordt hij ingeschakeld om bijvoorbeeld te bemiddelen in een conflict.
In de vaak eenzame omstandigheden van zeelieden die ver van huis zijn, is een luisterend oor welkom, merkt Van Lent. „Iedereen die aan boord komt, heeft haast. Hij komt voor een bepaalde klus en vertrekt weer. Ik heb alle tijd. Het gaat niet om mij, maar om de ander. Ik werk in de ruimte die iemand mij geeft. Als ik zie dat een kapitein of matroos die druk aan het werk is toch tijd voor mij neemt, maak ik daar geen misbruik van door lang te blijven.”
Van Lent is vooral op zoek naar mensen „in de knel.” Het kan gaan om psychische, sociale, financiële of geestelijke nood. „Ik hoop dat de gesprekken hun wat lucht geven. Soms kan ik pastorale of juridische bijstand verlenen, de weg wijzen in ingewikkelde regelgeving. Sommigen hebben geen idee wat hun rechten zijn, terwijl ze zwaar onderbetaald worden.”
Aan het begin van de avond zet Van Lent voet aan boord van een relatief klein schip aan de Parkkade, aan de voet van de Euromast. Er is zes man aan boord, inclusief de Britse kapitein met grote tatoeages op zijn armen. Even later eindigt de werkdag in het Havenziekenhuis, waar pastor Ricardo een Roemeense en een Filipijnse zeeman bezoekt. De laatste heeft mogelijk MRSA en tbc, waardoor bezoek een speciale jas en handschoenen moet aantrekken. Ook een hoofd- en mondkapje horen tot de verplichte uitrusting. Van Lent, die de man eerder bezocht, heeft op zijn verzoek adapters voor hem meegenomen zodat hij zijn iPhone en laptop kan opladen.
De diaconaal werker informeert naar de onderzoeken die de Filipijn ondergaat, moedigt hem aan goed te eten en vertelt hem in het kort de gelijkenis van de verloren zoon. „Ik ben ook veel kwijtgeraakt”, reageert de man. „Ik hoop op Gods genade en vergeving.” Aan het ziekbed ontspint zich een gesprek over zonde en vergeving, angst en hoop. Na een halfuur sluit Van Lent de ontmoeting af met gebed. Hij pakt de handen van de zeeman en bidt voor hem en zijn familie. Daarna volgt een hartelijk afscheid. „Morgen kom ik weer even bij je kijken.”