Jeruzalems klooster bewaakt eeuwenoude traditie
JERUZALEM. In het midden van Jeruzalem ligt een eeuwenoud klooster. De traditie verbindt het complex met de plaats waar de boom zou hebben gestaan waarvan de Romeinen het kruis van Christus vervaardigden. Op de woensdag voor Pasen hielden orthodoxe christenen er een ceremonie.
De Grieks-orthodoxe patriarch heeft pater Claudio Peppas aangesteld tot beheerder van het klooster van het heilig kruis – dat westerse toeristengroepen doorgaans overslaan. Peppas benadrukt dat hij er trots op is om in het democratische en pluralistische Israël te wonen. Hij vertelt dat het klooster in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 Israëlische soldaten water aanbood en een plaats om te verblijven.
In 2012 kwam het complex meermalen in het nieuws omdat er antichristelijke slogans op de buitenmuur waren gekalkt. Daders waren Joodse extremisten die –onder de noemer ”prijskaartje”– Palestijnse of christelijke doelen aanvallen om hun onvrede te uiten over de regeringspolitiek. Maar de pater wil hier niet meer over praten. „Nee, nee, nee. Ik zei de eerste keer en ik zei de tweede keer: Vergeef. Ik ben een priester die God liefheeft, en Zijn Naam is liefde.”
Lot
Het ontstaan van het klooster is in raadselen gehuld. Wel is het nagenoeg zeker dat er op dezelfde plaats in de zesde eeuw al een bedehuis stond. Volgens een legende heeft Lot hier in de buurt zijn grot gehad. Een Georgische overlevering wil dat het klooster in de vierde eeuw gebouwd werd door koning Mirian III van Iberië (Georgië). Het huidige complex dateert volgens oude Georgische handschriften uit de elfde eeuw.
De overlevering stelt dat de kerk van het klooster gebouwd is op de locatie waar ooit de boom groeide waaruit het kruis van Christus is vervaardigd. Tot de 15e eeuw konden pelgrims een opening achter het altaar zien waar de boom en een deel van de stam zich zouden hebben bevonden. Deze plek is nu in een zijkapel achter glas te zien. In de kapel bevinden zich twee lagen mozaïeken, daterend uit de zesde eeuw en de elfde eeuw. Verder kunnen bezoekers in de kerk tal van eeuwenoude iconen met afbeeldingen van Bijbelse gebeurtenissen bekijken, die zijn voorzien van Griekse of Georgische teksten.
In de loop van de eeuwen heeft het gebouw tal van veranderingen ondergaan. Een van de muurschilderingen toont Shota Rustaveli, de nationale dichter van Georgië, die het pand liet opknappen. De plek bleef een centrum van Georgisch kloosterleven, totdat de Grieken hem in 1685 opkochten. De Georgiërs hadden in die tijd namelijk zware schulden.
De Grieken openden in 1855 een belangrijke theologische school in het complex. De studenten moesten zich er niet alleen bekwamen in de theologie, maar ook in filosofie, wiskunde en astronomie en praktische zaken die priesters nodig hadden om goed te kunnen functioneren. De school bracht belangrijke kerkelijke leiders voort. In 1908 echter sloot het Grieks-orthodoxe patriarchaat de academie, omdat er geen geld meer was. Daarna ging het bergafwaarts met het bouwwerk, totdat het patriarchaat in de jaren zeventig van de vorige eeuw een restauratie uitvoerde. Toen echter was er al onherstelbare schade ontstaan aan het interieur.
De bibliotheek die aan de school was verbonden, moet 6000 werken gehad hebben, waaronder exemlaren van Duitse en Franse schrijvers. De bibliotheek die zich vandaag de dag op het platte dak bevindt, is gesloten.
Stofkapje
Voor de media maakt het klooster echter een uitzondering. Wie de boekenbewaarplaats binnen wil, moet echter een stofkapje dragen. „Wie dat niet doet, loopt het risico ziek te worden”, zegt Angela Maria Arbelaez, die de groep rondleidt.
Met een kwast veegt de gids het stof van een paar „vrij nieuwe boeken”: een dikke Bijbel uit 1875 en een thesaurus uit 1735. Andere werken zijn zichtbaar aangetast door vocht en boekenworm. Arbelaez zegt dat het klooster geen geld heeft voor de restauratie en conservatie van de boeken. Graag zou ze zien dat de Grieks-Orthodoxe Kerk een samenwerking aangaat met andere instituten om dat te bereiken. Er is ook een eenvoudig museum aan het klooster verbonden.
Pater Peppas vertelt dat elk jaar 3000 tot 4000 mensen het complex bezoeken. Het zijn vooral pelgrims uit Rusland, Oekraïne, Bulgarije, Roemenië, Servië en Griekenland. Bezoekers moeten enkele euro’s betalen om naar binnen te mogen. Behalve het eeuwenoude klooster kunnen ze er een winkel bezoeken en er iets drinken.