Plaatsvervangend
Lukas 23:42
„Heere gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.”
Laat ons het voor Jezus belijden dat wij alle heil, alle zaligheid verbeurd hebben en dat, als Hij ons in de hel wil werpen, wij alleen ontvangen wat wij rechtvaardig verdiend hebben. Laat ons God recht geven!
Maar o, wat moet er dan van ons terechtkomen? Waar blijven wij met de gehele last van onze zonden en schulden? Laat ons op Hem zien, Die naast ons heeft willen hangen, Die in onze deerniswekkende toestand is gekomen om ons voor eeuwig te kunnen verlossen. Want Hij heeft niet alleen naast ons gehangen, maar Hij hing naast ons om onzentwil, in onze plaats!
Wat had Hij misdaan, die Man van smart? Wat had Hij misdaan, Hij, Die daar hangt met de doornenkroon, die Hem het bloed over aangezicht en schouders doet vloeien uit talloze wonden? Wat had Hij misdaan, dat Hij daar moet hangen met opengereten, doorploegde rug, met doorboorde handen en voeten, een spot en verachting van het volk?
Waarmee had Hij het verdiend dat Zijn Vader en God geen engelen zond om Hem van het kruis af te nemen? Waarom doet de aarde zijn mond niet open om die goddeloze, meedogenloze schare te verslinden, die het kruis omringt? Is ook Hij een kwaaddoener, een misdadiger, een rover, een moordenaar? Heeft ook Hij tegen de Heere Zijn God gezondigd, Hem onteerd, Hem naar kroon en leven gestoken?
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (”Schriftverklaringen”, 1965)