Commentaar: Rechtse partij
Wordt het nog wat met die brede, fatsoenlijk rechtse, noem het: conservatieve partij, waar sommigen in Nederland van dromen? Een partij die consequent staat voor een kleine overheid, voor een sterke defensie, voor een strikt migratiebeleid en voor de waarden van het traditionele gezin? Antwoord: voorlopig niet.
De vraag werd maandag weer enigszins actueel toen bekend werd dat de ex-PVV-Kamerleden Bontes en Van Klaveren samen één fractie gaan vormen. Het is met name Van Klaveren bij wie het heimwee naar zo’n fatsoenlijk rechtse partij, iets in de geest van de Amerikaanse Republikeinen, sterk leeft. In een interview met de Volkskrant analyseert hij de factoren die tot zijn afscheid van de PVV leidden. De belangrijkste is dat die ‘partij’ zich niet ontwikkelde tot een raszuivere rechtse politieke stroming, maar al snel een hybride beweging werd, die zich op het terrein van de migratie wel als uiterst rechts manifesteert, maar op terreinen zoals de zorg en de sociale zekerheid de SP soms links inhaalt. In 2006, toen Van Klaveren bij de PVV betrokken raakte, in de tijd toen –zo zegt hij zelf in het VK-interview– Bart Jan Spruyt nog Wilders’ partijideoloog was, tóén was het zaakje nog veelbelovend. Maar nadat Bosma en Agema steeds meer hun linkse stempel op de politieke koers drukten, ging het bergafwaarts. Waarna Van Klaveren, na de Marokkanenuitspraak van Wilders, zijn biezen pakte.
Toch is het zeer onaannemelijk dat uit het tweetal Bontes-Van Klaveren die nieuwe, grote, fatsoenlijk rechtse partij gaat groeien. In de eerste plaats niet omdat Van Klaveren voor velen in Nederland een grote onbekende is, die zich bovendien tot nu toe in kringen van conservatieve denkers nooit heeft vertoond. Als zelfs ex-PVV-Kamerlid Brinkman, die zich door krasse uitspraken over onder meer het op Marktplaats zetten van de Antillen toch aardig in de schijnwerpers had geplaatst, bij de Kamerverkiezingen van 2012 geen schijn van kans maakte, dan hoeven Van Klaveren en Bontes zich geen enkele illusie te maken.
Het tweede grote obstakel is dat Wilders zich nu eenmaal al op de plek heeft genesteld waar een fatsoenlijk rechtse partij zou kunnen zitten. Hij heeft een naamsbekendheid van heb-ik-jou-daar, en zolang hij aan het roer van de PVV staat, is het onmogelijk hem met een rechtse partij van enige omvang langszij te komen.
In de hele discussie over een fatsoenlijke rechts-conservatieve partij is overigens iets merkwaardigs aan de hand. In zekere zin bestaat zo’n partij immers al. Of is de SGP niet economisch rechts, voorstander van een kleine overheid, kritisch op migratie en voorvechter van het traditionele gezin? En zijn haar vertegenwoordigers niet door en door fatsoenlijk? Het is bovendien steeds meer een partij aan het worden die politiek volwassen is geworden en die in de praktische politiek aan het Binnenhof volop meedoet.
Maar toegegeven, groot en breed zal deze partij, die qua uitstraling en personele bezetting en in haar expliciet christelijke gedachtegoed nog geheel samenvalt met één bepaalde zuil, niet snel worden.
Dus nogmaals: wordt het nog wat met die bréde rechtse partij in Nederland? Voorlopig niet.