Filosoof Buijs: Scholen lijken te veel op elkaar
GOUDA. Scholen in Nederland lijken te veel op elkaar. Ze moeten de vrijheid van onderwijs meer gebruiken om een eigen visie te ontwikkelen.
Dat stelde prof. dr. Govert Buijs, bijzonder hoogleraar politieke filosofie en levensbeschouwing aan de Vrije Universiteit, vrijdagmiddag op een onderwijssymposium in Gouda. Aanleiding voor de bijeenkomst was de presentatie van de bundel ”Van deze tijd”, met elf essays over maatschappelijke veranderingen en christelijk onderwijs.
Volgens Buijs is Nederland „gezegend met een van de meest vrije onderwijsstelsels ter wereld. Tegelijk zien we dat scholen in ons land een grote uniformiteit vertonen. Je zou zeggen: vrijheid geeft diversiteit, maar dat is niet zo. Scholen lijken op elkaar. Neem het vak economie. Ze behandelen allemaal de boeken van professor Heertje. Echt andere scholen zijn bijvoorbeeld montessori- en vrije scholen.”
Buijs noemde drie oorzaken. „Allereerst geldt de wet van de remmende voorsprong. Toen we in 1917 de vrijheid van onderwijs kregen, was dat nog maar het begin. Protestantse scholen mochten de catechismus laten leren, roomse scholen mochten kaarsjes branden voor Maria. Het verschil in godsdienstonderwijs was daarmee geregeld, maar verder trad er een soort luiheid op.”
De VU-filosoof wees verder op de „razendsnelle secularisatie”, waardoor het verschil tussen protestants en rooms-katholiek vervaagde. Ook maakte hij een vergelijking met het Stockholmsyndroom. „Ontvoerde mensen gaan na verloop van tijd begrip tonen voor hun ontvoerders en ze zelfs verdedigen. Scholen zijn de taal gaan spreken van degene die ze financiert: de overheid.”
Buijs riep scholen ertoe op de vrijheid van onderwijs meer te gebruiken om een eigen visie te ontwikkelen. Ook stelde hij de vraag van wie de school eigenlijk is. „Niet van de ouders, het bestuur, het personeel of de kinderen. De school is van zichzelf. Dat klinkt een beetje Plato-achtig, maar dit uitgangspunt verplicht tot goed onderwijs. Dáár moet het gesprek over gaan.”
Bezorgd
Cocky Fortuin, onderwijsadviseur en -trainer, toonde zich bezorgd over ontwikkelingen in de moderne tijd. „Het levensbeschouwelijk analfabetisme neemt snel toe.” Ze citeerde de theoloog Erik Borgman: „We jagen het christelijk erfgoed er sneller door dan de verloren zoon.”
Prof. dr. Jan Hoogland, bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Universiteit Twente, brak een lans voor ontzag. „Dat begrip is bijna verdwenen uit onze samenleving. Ontzag heeft met een gevoel te maken. Als ik iemand hoor vloeken, dan krimp ik ineen. Een fysieke reactie op het gevoel dat je zo niet spreekt over Iemand Die heilig is.”
Hoogland noemde ontzag „het belangrijkste doel” van het onderwijs. „Van iedereen die mij ooit onderwijs heeft gegeven, herinner ik mij alleen meester Van der Stelt van de lagere school. Waarom? Hij was gek van vogeltjes en sprak daar vol ontzag over. Dat bracht hij op mij over.”
Prof. dr. Siebren Miedema, emeritus hoogleraar (godsdienst)-pedagogiek aan de VU, voorspelde ooit dat het duale onderwijsbestel in Nederland in 2015 niet meer zou bestaan. „Het bestaat nog steeds en 2015 komt met rasse schreden dichterbij. Toch pleit ik ervoor om het te vervangen door een nationaal stelsel van bijzondere scholen. Dat horen ze natuurlijk ze niet graag in het openbaar onderwijs.”
Miedema riep scholen ertoe op om zich „de autonomie toe te eigenen” die de vrijheid van onderwijs biedt. „Als reactie op de tirannie van het opleiden voor de kenniseconomie waar onze overheid de mond vol van heeft. Er moet op school weer meer aandacht komen voor persoonsvorming. Ook de Onderwijsraad pleit daarvoor. Gelukkig.”