„Verbondenheid met Israël noopt tot gedrevenheid”
WOERDEN. Waar politieke tegenstanders elkaar vroeger nog vonden in een uitgesproken pro-Israëlstandpunt, is de laatste decennia het tij gekeerd. De toon van het debat is, zowel op het terrein van politiek als kerk, vaak fel en emotioneel. „Maar het debat is verschoven naar de flanken. De meerderheid van de Nederlandse samenleving is onverschillig geworden.”
Op initiatief van de eurofractie van de SGP vond vrijdagmorgen in kasteel Woerden een symposium plaats met het thema ”Verbondenheid met het Joodse volk betekent verbondenheid met de Joodse staat?!”. Zes sprekers spraken vanuit een theologische, academische en politieke invalshoek over de betekenis van de verbondenheid met Israël.
„De laatste decennia is er sprake van een duidelijk waarneembare afname van die verbondenheid”, aldus SGP-Europarlementariër drs. B. Belder. „De beeldvorming in de media is radicaal veranderd. Nu wordt Israël beschouwd als de spierballenroller in het Midden-Oostenconflict.” Belder zet zich de laatste jaren als voorzitter van de Israëldelegatie van het Europees Parlement (EP) in voor nauwe betrekkingen tussen de EU en Israël. „Maar alleen al het spreken over de Joodse staat zorgt ervoor dat ik met een schuin oog word aangekeken.” Versterking van het pro-Israëlfront is volgens Belder met het oog op de komende Europese verkiezingen daarom van groot belang, al signaleert hij tegelijkertijd bij de liberalen en de socialen een „wending ten goede.”
Territoir
Dr. M. van Campen, hervormd emeritus predikant, zet in bij de landsbelofte die Israël binnen het verbondskader wordt gegeven. „Het feit dat de landsbelofte in het Nieuwe Testament niet expliciet wordt herroepen, betekent dat die voluit als verondersteld mag worden beschouwd. Dat vraagt van christenpolitici onvoorwaardelijke solidariteit.”
Christenen hebben de opdracht om met gedrevenheid de Joden tot jaloersheid te wekken, aldus ds. R. van de Kamp. „De Heere geeft Zijn beloften voor Israël niet om erover te discussiëren”, stelt de predikant van de hersteld hervormde gemeente te Putten, „maar om er biddend werkzaam mee te zijn.”
Ds. Van Campen onderstreept dat de landsbelofte niet een-op-een gelijk te stellen is met de huidige vormgeving van de staat Israël. „De staat is een afgeleide. Geen enkele politieke vormgeving kan heilig worden verklaard. Ook de Joodse staat is aan internationale rechtsregels gehouden.”
Daarmee slaat hij een brug naar de bijdrage van dr. M. de Blois. De universitair docent aan de faculteit rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht verwijst naar de Balfourverklaring van 1917 als het juridische startpunt van de vorming van de staat Israël. Het Palestijns Mandaat uit 1922 is volgens hem nog steeds essentieel voor de huidige internationaalrechtelijke positie van Israël. „Mijn stelling is dat het Palestijns Mandaat nog steeds juridisch van kracht is. De rechten die daarin aan het Joodse volk worden toegekend, gelden nog steeds. De grenzen van de staat werden in het mandaat niet nader gespecificeerd. Het is betwistbaar dat in de media de wapenstilstandslijnen van 1967 worden beschouwd als de grenzen van het Israëlisch territoir.”
Historicus dr. B. Wallet reflecteert op de receptie van het Israëldebat in de Nederlandse samenleving. Hij stelt dat „het grote middensegment van de Nederlandse samenleving onverschillig is geworden” ten aanzien van Israël. Hij bekritiseert de apathie in de media en breekt een lans voor „verschilligheid.”
Passieve houding
Diezelfde onverschilligheid hekelt ook opperrabbijn J. S. Jacobs, waarbij hij verwijst naar de passieve houding van veel Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog. „Laksheid moet veranderen in warmbloedigheid.” Het Jodendom is in die zin volgens opperrabbijn Jacobs exemplarisch voor de mensheid. „De Thora verhaalt niet primair van geschiedenis, maar van levenslessen. Met als moraal: mensen moeten hun grenzen doorbreken om een beter mens te worden.”
Jacobs haalt rabbijn Rashi aan. Die gaf ooit antwoord op de vraag of het niet logischer was geweest om de Thora te beginnen met Exodus, waarin het Joodse volk met de uittocht uit Egypte en de verbondssluiting bij de berg Sinaï pas concreet gestalte krijgt. „Rashi antwoordde: de Thora begint met Genesis om te getuigen van de grootheid van de Almachtige. Want wanneer de volken zich verzamelen om de Joden te beschuldigen dat zij het land Israël van de Kanaänitische volken hebben ingepikt, zullen de Joden antwoorden: God heeft de wereld geschapen en ons dat stukje land toebedeeld. Dat is het enige waar wij recht op hebben.”