Holocaustoverlevende Bloeme Evers-Emden: Sommige dingen zijn onvergeefbaar
Ze was onlangs erg onder de indruk van het boek ”De Schuilplaats” van Corrie ten Boom. Maar de vergevingsgezindheid die uit deze publicatie spreekt, deelt de Joodse holocaustoverlevende dr. Bloeme Evers-Emden (87) niet. „Sommige dingen zijn onvergeefbaar.”
Evers-Emden zei dit donderdag in Ede op een avond van het Leerhuis Israël, een initiatief vanuit de hervormde gemeente Ede om de kennis over Israël en het jodendom te vergroten.
De klein maar zeer strijdbare Evers-Emden, die twee jaar geleden haar biografie ”Een pluisje in de wind” schreef, maakte na de Tweede Wereldoorlog naam als psycholoog. Ze schreef vier onderzoeken naar de effecten van onderduik op Joodse kinderen, hun ouders en hun onderduikfamilies. Ze deelde donderdagavond haar verhaal over hoe ze als tienermeisje de oorlogsjaren overleefde, als enige van een grote familie. Inmiddels heeft ze weer een grote familie terug: zes kinderen, onder wie de bekende rabbijn Raf Evers, en tientallen klein- en achterkleinkinderen.
Niet te vergeven
Is er rondom de holocaust plaats voor vergeving, was een van de vragen gisteravond. Wat Evers-Emden betreft niet: „Sommige dingen zijn niet te vergeven. Zo zal ik nooit een voet over de oostgrens zetten. Te veel Duitsers hebben toegekeken en niets gedaan. Toen ik hoorde dat de directeur van mijn eerste baantje een NSB’er was geweest, vroeg ik ontslag aan. Ik vergeef niet zo makkelijk: telkens als ik denk hoe mijn geliefden koelbloedig zijn vermoord, alsof het insecten waren… Hoe ouder ik word, hoe minder ik dat vatten kan. Ik ben daar heel bitter over.”
Voor mensen die geen onderduikers in huis durfden te nemen, heeft Evers-Emden juist veel begrip. „Ik heb van dichtbij meegemaakt welke angst dat opleverde, welke druk het op de ouders en de kinderen legde. Bedenk goed dat het voortbestaan van het hele gezin er vanaf hing, en het risico dat er iets verkeerd ging was levensgroot.”
Anne Frank
Als meisje werd Bloeme door tientallen onderduikgezinnen geholpen, maar ze kon doorgaans nooit lang blijven. „Totdat ik in een gezin kwam waarin ik naast opvang veel liefde kreeg. Op mijn verjaardag kreeg ik een dichtbundel en een bosje bloemen. Dat ik dat na 70 jaar nog weet, zegt genoeg.”
Toch moest Evers-Emden ook daar weg, totdat ze met een vals paspoort als dienstmeisje aan de slag kon in Den Haag. Daar werd ze tijdens een week verlof opgepakt.
Via Westerbork werd ze op transport gesteld naar Auschwitz. Daar overleefde ze, dankzij transport naar een werkkamp. „Margot en Edith Frank hadden ook meegekund, maar ze kozen ervoor om bij Anne te blijven. Die had een soort eczeem en mocht daarom niet mee naar het werkkamp. Het had hun leven waarschijnlijk gered: van onze groep is er slechts één omgekomen.”
Over de vraag welke rol haar geloof speelde in de concentratiekampen sprak Evers-Emden donderdagavond liever niet: „Dat vind ik privé, en ook erg moeilijk te beantwoorden.”
Bespuugd
Over de positie van Joden in de samenleving is Evers-Emden hoe dan ook niet gerust. „Het antisemitisme neemt merkbaar toe, zeker in de randstad. Mijn zoon is als rabbijn nogal herkenbaar. Hij is meermalen bespuugd en uitgescholden. Mijn kleinkinderen doen vaak een petje op over hun keppeltje. Ik hoorde een keer een klein Marokkaans jongetje schelden: „Alle joden moeten dood.” Toen ik hem vroeg hoe hij daarbij kwam zei hij: „Dat zegt mijn vader altijd.”
Antisemitisme is irrationeel. Voorlichting helpt daar niet zoveel tegen. De spot ermee drijven helpt wel. Dat doe ik nog wel eens. Ik ben erg strijdbaar. Met mij hoeven ze wat dat betreft niets te beginnen.”
Of Evers-Emden de joden als het volk van God ziet? „Wie ben ik om daar op te antwoorden? Ja klopt, het staat in de Bijbel. Maar we hebben ook veel dingen verkeerd gedaan. Laat ik dit zeggen: Als het zo is, dan is het een moeilijk te dragen lot. In de oorlog heb ik de verzuchting vaak gehoord: „Ik wou maar dat we geen uitverkoren volk waren.””
Deurbel
Hoewel de bitterheid bij haar niet afneemt, trekken andere gevolgen van de oorlog langzaam weg. „Sinds in de koude van Auschwitz m’n voeten bevroren, heb ik daar dertig jaar last van gehad ’s winters, maar nu is het weg. Net zoals ik middenin de nacht wakker schrok omdat ik heel hard de deurbel hoorde gaan – evenals in de nacht dat ik werd opgepakt. Die bel hoor ik ’s nachts overigens nog steeds soms, maar ik lig er niet meer wakker van.”
De meest opmerkelijke lichamelijke ervaring had wel plaats toen Evers-Emden na de oorlog iemand eens vertelde over de dorst in het werkkamp, en de korsten die zich daardoor op haar lippen vormden. „Ik had het net gezegd en toen voelde ik ze weer. Ik rende naar de spiegel maar ze zaten er echt. Later sprak ik een psychiater die het vaker had gezien bij zijn patiënten. Dat het lichaam zo sterk kan reageren op de herbeleving van wat je hebt meegemaakt. Ik zeg erbij: Als dat het enige is dat ik aan de oorlog heb overgehouden, dan mag ik me gelukkig prijzen.”
Lees ook: Bloeme Evers: Ik lijd na Auschwitz niet aan overlevingsschuld.