Klimaatactie blijft onze verantwoordelijkheid
Individuen blijven verplicht iets te doen tegen klimaatverandering, ook als anderen het laten afweten. Dat stellen Jos Philips, Johannes ten Hoor en Guido Bik.
Klimaatverandering kan tot grote problemen leiden voor onder meer de wereldvoedsel- en -watervoorziening. Dat werd afgelopen week weer eens bevestigd in een nieuw en invloedrijk rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), een organisatie die de wetenschappelijke neusje van de zalm over klimaatverandering in kaart brengt. Maar wat is onze verantwoordelijkheid om in actie te komen?
In een beroemd filmpje op YouTube stelt de Amerikaanse leraar Greg Craven het als volgt. Het is heel goed mogelijk dat er klimaatverandering met mogelijk ernstige gevolgen plaatsvindt. Tegelijk blijven sommigen daar, ondanks de wetenschappelijke consensus, stug aan twijfelen. Nu kunnen we ervoor kiezen om stevige actie te ondernemen – of niet.
Als we in actie komen en er zou geen mogelijk catastrofale klimaatverandering bestaan, dan riskeren we door alle klimaatuitgaven voor niets een economische crisis. Maar als er wel zo’n klimaatverandering plaatsvindt, zoals de wetenschappelijke consensus is, dan voorkómt onze actie een rampscenario van overstromingen, hittegolven, hongersnoden en waterschaarste.
Wat kunnen we beter riskeren: een economische crisis of een wereld vol rampen? Dat is glashelder, meent Craven. Het is onze verantwoordelijkheid om actie te ondernemen, zelfs al zouden klimaatverandering en de gevolgen ervan onzeker zijn.
Veronderstellingen
Is dat werkelijk overtuigend? Craven maakt een aantal veronderstellingen die allemaal moeten kloppen. Wij reconstrueren ze als volgt:
Het is goed mogelijk dat klimaatverandering bestaat en catastrofale uitkomsten heeft. Redelijke mensen kunnen dit, menen wij, inderdaad niet ontkennen. Vrij naar Craven: stel dat ik, ondanks de wetenschappelijke consensus, zou denken dat mogelijk catastrofale klimaatverandering niet plaatsvindt. Dan moet ik toch toegeven dat veel wetenschappers een andere, degelijk onderbouwde opvatting hebben – zie de bevindingen van het IPCC. Geen reden natuurlijk om hun dan maar gelijk te geven, maar wel om te erkennen dat er een reële mogelijkheid is dat ik me vergis.
Eenvoudig gesteld is onze keuze: stevige actie ondernemen of niet. Deze vereenvoudiging lijkt gezien de huidige stand van de wetenschap gerechtvaardigd: óf we ondernemen actie die de opwarming van de aarde tot ongeveer 2 graden beperkt, zodat gevolgen nog te overzien zijn. Óf we missen dat doel.
Het uitblijven van stevige actie kan dramatische gevolgen hebben (wijdverbreide hongersnood, overstromingen enz.) en:
het is goed mogelijk dat zulke gevolgen uitblijven als de opwarming beperkt blijft tot maximaal 2 graden. De huidige stand van de wetenschappelijke discussie rechtvaardigt deze aannames.
Ten slotte voegen we toe: er bestaat stevige actie die geen hele dringende problemen oplevert, zoals het schenden van basale rechten.
Hiermee is een soort ”voorzorgsredeneren” geschetst zoals onder anderen de bekende klimaatethicus Stephen Gardiner dat weergeeft: als er een reële mogelijkheid is op een hele grote ramp, en het is plausibel dat je die met beperkte kosten –niet alleen financieel!– kunt voorkómen, dan moet je dat doen.
Eerlijk deel
De vraag is echter of met name de laatste twee veronderstellingen wel kloppen. Neem nummer 5: zijn de kosten wel laag? Craven stelt dat stevige klimaatactie door overheden tot een economische crisis kan leiden. Of, voegen wij toe, tot het inperken van belangrijke individuele vrijheden (wat betreft beroepskeuze, consumptie, reizen enzovoort). En als individuen hun eerlijke deel bijdragen om de opwarming tot 2 graden te beperken, kan dat voor hen grote veranderingen in levensstijl inhouden. Met alle kosten en beperkingen van dien.
Zijn dit nog beperkte kosten? Daarover valt veel te zeggen. Maar velen menen dat het doel van maximaal 2 graden opwarming ook gehaald kan worden zonder de genoemde kosten (het riskeren van een economische crisis enzovoort), als we snel zijn. We kunnen daarom voorlopig aannemen dat belangrijke individuele vrijheden overeind kunnen blijven en we alleen relatieve luxe hoeven opgeven. Dan zijn de kosten zeker laag.
Er blijft echter een probleem (verbonden met veronderstelling 4): stevige actie kan er alleen komen als er genoeg partijen meedoen. Maar het is de vraag of dat gaat gebeuren. In de afgelopen jaren bijvoorbeeld is de uitstoot van broeikasgassen alleen maar gestegen. Hebben wij (de Nederlandse overheid, u en ik) dan nog steeds de plicht om inspanningen te leveren?
Ons antwoord is dat we zeker een plicht hadden als iedereen zijn deel deed. En er moeten heel goede redenen zijn wil die vervallen als sommigen niet meedoen. Bijvoorbeeld dat het allemaal volstrekt hopeloos wordt. Dat is echter niet zeker: stevige actie zou wel degelijk kunnen slagen, als alle bereidwilligen doen wat ze gemakkelijk kunnen.
Maar is dat niet oneerlijk? Kunnen we wel een plicht tot actie hebben als sommigen zich drukken? Het antwoord moet bevestigend zijn. Want het zou nog veel oneerlijker zijn tegenover toekomstige generaties als we niet serieus proberen tot stevige actie te komen. De door klimaatverandering veroorzaakte problemen, voor onder meer water- en voedselvoorziening blijven ook onze verantwoordelijkheid.
De auteurs zijn respectievelijk universitair docent wijsbegeerte en masterstudenten wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht.