Commentaar: PVV zorgt met aangifte voor verharding van politiek klimaat
Vrijdag voegde ze de daad bij het woord. Op een politiebureau in Den Haag deed PVV-Kamerlid Agema, in 2012 nummer twee op de kandidatenlijst van haar partij, officieel aangifte tegen de PvdA’ers Samsom en Spekman. De eerste had immers in 2011 in een interview met NRC gezegd: „Het klopt dat het vooral Marokkanen zijn. Deze jongens hebben een etnisch monopolie op dit soort overlast gekregen.” De tweede stelde in 2008 tegenover Vrij Nederland dat Marokkanen „moeten worden vernederd voor de ogen van hun eigen mensen. Je moet ervoor zorgen dat ze de sulletjes worden van hun eigen wijk.”
Nou dan, redeneert Agema, wat klagen die lui dan over Wilders’ uitspraak over ”minder Marokkanen”? Ze hebben zelf veel ergere dingen gezegd. Klagen zij ons aan, dan klagen wij hen aan. Koekje van eigen deeg!
De daad van Agema is om verschillende redenen betreurenswaardig en laakbaar. In de eerste plaats omdat zij er de zoveelste illustratie van is dat de PVV met haar tegenstanders zelden het inhoudelijke debat aangaat, maar zich doorgaans beperkt tot zogeheten jijbakken. Vind jij dat ik discrimineer? Je discrimineert zelf, man!
Natuurlijk kan het in een debat nuttig zijn je opponent een keer te confronteren met zijn eigen gedrag. Maar het probleem van Wilders en de zijnen is dat de jijbak doorgaans hun énige verweer is. Dat is, goed beschouwd, uitermate zwak.
In de tweede plaats is de daad van Agema ergerlijk omdat die laat zien hoe meesterlijk de PVV is in het zaaien van verwarring. Als er ergens een partij is die er genoegen in schept chaos te verwekken en de dingen op zijn kop te zetten, dan is het de PVV. Want wat Wilders deed op de verkiezingsavond van 19 maart is natuurlijk onvergelijkbaar met de uitlatingen van Samsom en Spekman. Samsom, om het daar even bij te laten, deed niet meer dan een wetenschappelijke constatering. Wilders kondigde een activiteit aan. Samsom had het overduidelijk over een deel van de Marokkaanse jeugd: de probleemjongeren. Wilders laat daarover twijfel bestaan.
Helaas zal de suggestie dat het hier wel degelijk om twee gelijksoortige zaken gaat, vast weer bij duizenden mensen ingang vinden.
Het derde bezwaar tegen Agema’s actie ligt in het verlengde van het tweede. Het is immers uitermate verwarrend dat een partij die beweert als geen ander voor de vrijheid van meningsuiting te staan, nu –ook al is het dan gespeeld en gemotiveerd vanuit de oog om oog, tand om tand-gedachte– andere politici juist de vrijheid van meningsuiting wil ontzeggen. Wie het nu nog snapt, mag het zeggen…
In de vierde plaats leiden de uitspraken van Wilders, met daarbij opgeteld de aangifte van Agema, onmiskenbaar tot een verharding van het politieke en maatschappelijke klimaat, terwijl het de oplossing van een inmiddels door iedereen erkend probleem –een veel te groot deel van de Marokkaanse jeugd is ontspoord en op crimineel pad terechtgekomen– geen stap, maar dan ook geen stap dichterbij brengt. Dat laatste is nog het allerjammerst.