Kleuter VS: Bidden is toch goed, meneer?
OVIEDO. Stop met bidden! beval de conciërge van Carillon Elementary School in Oviedo (Florida, VS) aan een 5-jarig meisje dat bad voor haar lunch. „Maar bidden is toch goed, meneer?” Reactie van de kantinebaas: „Bidden is niet goed.”
Met dit gesprek was de kous nog niet af. Toen het kind vervolgens haar hoofd boog, haar handen opnieuw samenvouwde om –nu zachtjes– toch te bidden, werd haar dat door de conciërge belet. Bidden was niet toegestaan.
Voor vader Marcos Perez was daarmee de maat vol. Hij haalde zijn dochter van school. Voortaan krijgt ze thuisonderwijs. „We hebben hier goede scholen. Het onderwijs is van een uitstekend niveau. Maar we kunnen voor ons geweten niet verantwoorden onze dochter naar een school te sturen waar haar godsdienstige overtuiging aan banden wordt gelegd.”
Namens vader Perez is bij de leiding van de Carillon Elementary School een klacht ingediend door het Liberty Insitute in Plano (Texas). Deze organisatie strijdt voor handhaving van de grondwettelijke vrijheid van godsdienst. Het verzoek aan de schoolleiding is excuses te maken voor het optreden van de conciërge en voortaan het bidden van leerlingen op school toe te staan. De school ontkent echter dat het incident heeft plaatsgevonden.
Het incident op de school in Florida staat niet op zichzelf. „Dit is het resultaat van een jarenlange campagne van secularisten die de scheiding van kerk en staat op een verkeerde manier uitleggen”, zegt Jeremy Dys van het Liberty Institute. „Waarschijnlijk is de medewerker van de school bang geweest voor juridische maatregelen als hij tijdens zijn toezicht in de kantine zou toelaten dat een 5-jarig meisje zit te bidden.”
Met een zekere regelmaat doen zich de laatste tijd incidenten voor waarbij schoolkinderen of studenten beperkingen worden opgelegd als ze iets willen tonen van hun persoonlijke godsdienstige opvattingen. Donderdag nog bracht de nieuwsdienst Christian Headlines het bericht van een jongen in de staat Tennessee die tijdens een naschools programma in zijn Bijbel zat te lezen. Het kind kreeg te verstaan dat dat niet de bedoeling was, omdat het programma anders weleens z’n staatssubsidie zou kunnen verliezen. De medewerker probeerde zelfs de Bijbel af te pakken.
Dys noemt nog meer voorbeelden van beperking van de godsdienstvrijheid van kinderen op openbare scholen. Zo werd de 10-jarige Erin Shead vorig najaar verboden een werkstuk te maken over de Heere Jezus, Die ze als haar grote voorbeeld beschouwde. „De school zei dat wanneer Michael Jackson haar held was, ze gerust een werkstuk over hem mocht schrijven, maar een verhaal over Jezus Christus mocht niet.” Iets vergelijkbaars overkwam een achtjarige leerlinge in South Carolina.
Dat acties van het Liberty Institute zinvol zijn, blijkt uit de afloop van de kwestie-Shead. Zowel het Huis van Afgevaardigden als de Senaat van Tennessee nam met overweldigende meerderheid een wet aan die expliciet de vrijheid van godsdienst voor schoolkinderen en studenten garandeert. „Eigenlijk is die wet overbodig, want de grondwet is overduidelijk”, zegt Dys. „Iedere burger heeft in Amerika het recht om vrijuit over zijn godsdienstige opvattingen te spreken, dus ook jongeren. Maar de enorme steun voor deze wet in de General Assembly van Tennessee is wel een krachtig signaal.”
De discussie speelde ook in de vorige eeuw. Cruciaal in dat debat was de uitspraak van het federale hooggerechtshof in 1969 in de zaak-Tinker. De 15-jarige John F. Tinker en zijn twee jaar jongere zus Mary Beth werden door de leiding van een openbare school in Des Moines (Iowa) verplicht hun protestarmband tegen de oorlog in Vietnam af te doen. Het hooggerechtshof besloot dat het niet te verdedigen is dat leraren en leerlingen hun grondwettelijke recht op vrije meningsuiting bij de schooldeur moeten inleveren.
Deze uitspraak geldt ook voor het uitdragen van godsdienstige opvattingen, bevestigde in juni 2001 het Elfde Hof van Beroep. Dat bepaalde dat de grondwet openbare scholen niet toestaat leerlingen te verplichten over hun geloof te zwijgen. „Een leerling hoeft daarover niet slechts te mompelen. Hij mag daar vrijuit over spreken.”