Middelaar
Lukas 22:41a
„En Hij scheidde Zich van hen af omtrent een steenworp.”
Jezus werd van Zijn discipelen als het ware weggescheurd, zoals een steen weggeworpen wordt. Uit deze angst kan zich geen kind Gods redden.
Toch wordt zo’n kind door genade deze angst weer afgenomen. Hoe? Hij aanschouwt een Borg, een Middelaar, Die gewillig is de toorn van God op Zich te nemen, de Middelaar, beladen met de toorn van God en er onder zuchtende.
Er was dus nameloos diepe angst in de heilige ziel van de Heere, omdat alle zonde op Hem lag. Zo voelt Hij aan Zijn reine, heilige ziel de verschrikkelijke toorn van God alsof Hij de enige zondaar op aarde was en de enige overtreder van alle geboden Gods. De eeuwige verdoemenis, het gescheiden zijn van God, het verschrikkelijk gevoel dat de liefde van de Vader Hem ontbreekt. Dat alles veroorzaakt deze verschrikkelijke angst.
Maar nu zal de duivel geen ziel meer in deze angst ombrengen. Want de Heere heeft de angst voor allen doorgemaakt, zodat geen kind Gods onder zulke angst omkomt, maar blijft in hoop, totdat de hoop tot zekerheid wordt.
Daarom werd Hij van Zijn discipelen gescheiden –ongeveer op een steenworp afstand– alsof Hij een steen was, uit de gemeenschap der mensen weggeworpen, een uitvaagsel der mensheid. Zo hebben Hem de discipelen kunnen zien. Ze zagen dat Hij zo geworsteld heeft met de dood en in zulke angst geweest is, opdat ook wij de zekerheid ervan zouden hebben.
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Schriftverklaringen”, 1965)