Commentaar: Coalitie neemt met aanpassing regeerakkoord heft in handen
Leidinggeven en regeren betekenen in veel gevallen: opletten dat de dingen gebeuren zoals jij graag wilt. Meestal gaat dat bijna vanzelf, soms moet een leidinggevende laten voelen dat hij de baas is.
Kennelijk vond het kabinet het nodig om parlement en kiezer duidelijk te maken wie in ons land de teugels in handen heeft. De twee coalitiepartijen, VVD en PvdA, lieten gisteren weten een overeenkomst te hebben gesloten waardoor beide verlost werden van een hete aardappel in hun keel. PvdA-leider Samsom bereikte dat de strafbaarstelling van illegaliteit van tafel ging. VVD-leider Zijlstra kreeg in ruil daarvoor een lastenverlichting van een half miljard euro voor inkomens tussen de 40.000 en de 110.000 euro.
Opvallend was dat Zijlstra in zijn toelichting benadrukte dat de constructieve oppositie, D66, CU en SGP, er niet vooraf over is geconsulteerd. Zij hoorden pas achteraf van de overeenkomst. De coalitiepartijen hebben hiermee het signaal willen afgeven dat zij alleen gaat over het regeerakkoord, en dat aanpassing daarvan dus een zaak van hun tweeën is.
Wat men ook van de deal vindt, na de verkiezingsnederlaag van 19 maart was het strategisch gezien verstandig dat de twee regeringspartijen op deze manier een gebaar naar de kiezer maakten. Met deze aanpassing is lang niet alle schade hersteld, maar ze werkt wel positief.
Bovendien is de achterliggende maanden het beeld ontstaan dat de twee regeringspartijen dansen naar de pijpen van de constructieve oppositie. De drie partijen sleepten keer op keer punten van hun eigen verlanglijstjes binnen, terwijl PvdA en VVD vooral de harde maatregelen mochten verdedigen. Zo werd het beeld gevestigd dat D66, CU en SGP het goed deden in Den Haag en de coalitie op sleeptouw had genomen. Dat vertaalde zich ook in de verkiezingsuitslag van half maart. De drie meewerkende oppositiepartijen haalden winst, de coalitie leed verlies. Dat PvdA en VVD nu een keer laten zien dat zij de politieke koers bepalen, is van deze partijen uit gezien goed te verdedigen.
Spannende vraag is nu hoe aantrekkelijk D66, CU en SGP het nu nog vinden om weer rond de tafel te gaan met de regering over de begroting voor het volgende jaar. De beperkte financiële ruimte die er is om het leven van de burger wat te veraangenamen, hebben de twee regeringspartijen feitelijk al verdeeld. Dat zal het drietal niet echt leuk vinden. Het begrotingsoverleg zal nu vooral gaan over de vraag: waar kan er iets af en waar moet er iets bij? Dat is minder aantrekkelijk dan wanneer men met vijf gesprekpartners een half miljard mag verdelen. Desondanks zal de constructieve oppositie aanschuiven, want meepraten biedt in het algemeen meer kansen om invloed uit te oefenen dan toekijken.
Pechtold, Slob en Van der Staaij weten heel goed dat het in de politiek ”geven en nemen” is. Dat laatste beseffen de coalitiepartijen ook. Maar zij moeten de komende tijd wel goed uitkijken. Wat geven ze, wat nemen ze? Als ze dat spel niet goed beheersen, zal het inmiddels gevestigde beeld te steunen op drie kleintjes alleen maar worden versterkt, en dan is het saldo bij volgende verkiezingen negatief.