Analyse: vechtscheiding maakte eind aan taboe overheidsbemoeienis
DEN HAAG. Overheidsbemoeienis rond echtscheiding lag jarenlang gevoelig. Nu er meer bekend is over de desastreuze gevolgen van vechtscheidingen gaan kabinet en Kamer overstag. Of ingrijpen mag? Het moet.
VVD-woordvoerster Broekers-Knol kon een lichte huiver in haar stem niet onderdrukken toen zij op 18 november 2008 in de Eerste Kamer het woord voerde over de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding. Deze wet, in 2005 aanhangig gemaakt door justitieminister Donner (CDA), verplichtte ouders bij een scheiding tot het maken en vastleggen van afspraken over de verzorging en opvoeding van de kinderen in een ouderschapsplan.
De wet werd mede verdedigd door de inmiddels aangetreden minister voor Jeugd en Gezin, Rouvoet (ChristenUnie). Hij schreef dat de op te richten Centra voor Jeugd en Gezin hulp en ondersteuning zouden kunnen bieden aan ouders om echtscheiding te voorkomen. Met name deze suggestie wekte bij Broekers argwaan. „Is het soms de bedoeling dat de centra een ouderschapsplan ter goedkeuring afstempelen, zodat pas daarna het verzoekschrift tot echtscheiding kan worden ingediend?” hield zij Rouvoet voor.
De argwaan was duidelijk: als ouders uit elkaar gaan, was dat vervelend, maar het was wel hun keus en daarmee ook hun recht. De overheid mocht daarin niet betuttelend optreden. Broekers zei in 2008 dan ook over de gevolgen van een scheiding „niet al te dramatisch” te willen doen.
In de plannen die de bewindslieden Teeven (óók VVD) en Van Rijn (PvdA) gisteren presenteerden, worden Rouvoets Centra voor Jeugd en Gezin alsnog voorzichtig naar de frontlinie gedirigeerd. Gemeenten moeten al experimenterend gaan uitvinden hoe hulpverleningsinstanties zo snel mogelijk kunnen signaleren dat een scheiding escaleert in een vechtscheiding, „zodat vervolgens snel de juiste hulp wordt ingezet”, schrijven de staatssecretarissen. In een later stadium zal worden bezien of er redenen zijn om relatieondersteuning en mediation toe te voegen aan het gemeentelijk takenpakket.
Wat is er veranderd sinds 2008? Bij Teeven en Van Rijn gaat het niet over echtscheidingen, maar over vechtscheidingen. Daarover is inmiddels veel meer bekend dan destijds. Het krantenartikel ”Veel werk jeugdzorg door dure vechtscheidingen” leidde tot Kamervragen van de PvdA. Het verhaal, op 16 februari 2013 verschenen in Het Parool, belichtte de gezondheidsproblemen van Amsterdamse kinderen als gevolg van een vechtscheiding. Het tv-programma Zembla schokte later dat jaar met de documentaire ”Vechtscheiden”. Daarin werd gesproken over een forse toename van het aantal huwelijken dat in „een slagveld tussen voormalige echtelieden” ontaardt.
Voor zover er nog sprake was van terughoudendheid om de hulpverlening op te voeren, werd deze definitief doorbroken na het gezinsdrama in Zeist en de schokkende vondst van de broertjes Ruben en Julian. In het gebruikelijke evaluatieonderzoek zijn het de hoogste toezichthouders, de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die pleiten voor intensievere overheidsbemoeienis bij een probleemscheiding.
Op die indringende manier, met feiten en schrijnende casussen omgeven, werd het fenomeen vechtscheiding in 2008 in de Eerste Kamer nog niet ter sprake gebracht. Interveniëren bij een echtscheiding werd daardoor deels gezien als bedenkelijk uitvloeisel van een verouderde christelijke opvatting over het huwelijk. Anno 2014 is dat niet meer aan de orde. Door de aangrijpende casuïstiek wordt hulp bieden aan kinderen en ouders niet meer gezien als bemoeizucht, maar als zorg, waartoe lidstaten gezien allerhande internationale kinderrechtverdragen zelfs verplicht zijn. Het is die ontwikkeling die het debat over overheid en scheiding van een besluiteloze kramp heeft bevrijd.