Versterving alternatief voor euthanasie?
In een samenleving die steeds meer uitgaat van het recht op zelfdoding is versterving de minst problematische weg naar een zelfgekozen dood, stelt dr. Theo Boer.
Het was een dag zoals wel vaker. Ergens in Nederland mocht ik een inleiding houden over euthanasie en de gedachte „klaar met leven” te zijn. Ik had betoogd dat euthanasie, als je er al voor bent, een uitzondering moet blijven. Ik had gewezen op christelijke bronnen: de Bijbel, Augustinus, die zegt dat hij zich zelfdoding kan voorstellen maar dat een mens toch op een natuurlijke dood moet wachten. We hadden ook gekeken naar filosofische bronnen: de filosoof Kant, de vader van het moderne autonomiedenken, die zegt dat autonomie zelfdoding uitsluit; de filosoof John Stuart Mill, die zelfdoding vergelijkt met het jezelf verkopen als slaaf. Zoiets als je democratische stemrecht gebruiken om op een dictator te stemmen.
Toen kwam er een oudere dame naar me toe. Ze vroeg me eerst om mijn powerpointpresentatie. Ik beschouwde dat als een compliment, maar net toen ik haar mijn papieren exemplaar had gegeven, zei ze: „Ik voel me door u ernstig in de kou gezet. Het gaat toevallig wel om mijn leven.” Ik vroeg haar waaruit haar lijden dan bestond. „Dat is het hem nou juist. Ik lijd niet echt. Op een paar kwalen na ben ik gezond. Maar ik vind het gewoon genoeg geweest. Ik heb een mooi leven gehad en het is tijd om nu te stoppen. Voor de trein springen wil ik niet. Waarom dwingt u mij om door te leven?”
Het was een lange dag geweest. „Hebt u vanavond nog koffie gedronken?” vroeg ik verstoord. Ze keek me aan. „Jazeker. Hoezo?” „Het is vandaag woensdag 8 januari. Als u nu stopt met eten en drinken, bent u (ik rekende even) op 16 januari dood. Als u dan zo autonoom wilt zijn, waarom gaat u dan jaren wachten op een pil die toch niet komt?”
Een tijd eerder had een oud-politicus op een soortgelijke opmerking al eens boos opgemerkt dat een pil hem veel comfortabeler lijkt en hij de koffie nog veel te lekker vindt. Daarmee was op slag duidelijk geworden dat het met die doodswens van hem wel meeviel. Maar tot mijn schrik reageerde de dame van vanavond opgetogen. „Echt waar? Dat hebben ze mij nooit verteld! Ik ga er gelijk met mijn man over praten!”
Wilskracht
Heb ik deze mevrouw een immoreel advies gegeven? Ik denk het niet. Hoewel versterven, een andere term voor stoppen met eten en drinken, geen ellendige dood is, wordt er niets mooier gemaakt dan het is. Een dokter die je ‘een spuitje’ of ‘een pilletje’ geeft om je zachtjes in slaap te brengen – dat is in een normale arts-patiëntrelatie heel gewoon en kan daardoor ook een euthanasie ‘gewoner’ maken. Maar bij versterven wordt de beslissing tenminste wat hij is: een dramatische en onomkeerbare keuze om dood te gaan.
Omdat je hier echt zelf de regie hebt, zal iemand zich wel drie keer bedenken en tussentijds kan hij ook altijd nog terug. Van zijn wilskracht wordt veel meer verlangd dan wanneer een dokter de kastanjes voor je uit het vuur haalt. Dat de arts niet wordt belast met de uitvoering van een actieve levensbeëindiging scheelt voor hem of haar een hoop stress en emotie. Geen wonder dat veel artsen, ook binnen de KNMG, een voorkeur uiten voor patiënten die voor versterving kiezen.
Dat heeft er zeker ook mee te maken dat versterving dichter aan ligt tegen een natuurlijke dood. Er zijn zelfs ouderen die niet sterven omdat zij stoppen met eten en drinken maar omgekeerd: zij stoppen met eten en drinken omdat zij stervende zijn. Het accepteren van versterving kan in die gevallen niet alleen toegestaan, maar ook geboden zijn. Het christelijk geloof ziet actieve levensbeëindiging als een intrinsiek problematische daad maar tegelijkertijd mag men een aanstaande dood ook verwelkomen.
Knoop
In dat stadium was de dame van die avond nog lang niet. Ter plekke probeerde ik de schade te beperken: „Niet gelijk stoppen met eten en drinken hoor!” en „Denk er alstublieft nog goed over na!” bond ik haar op het hart, voordat ik me naar de laatste trein spoedde. Daarin eenmaal gezeten had ik een knoop in mijn maag. Hoe kan iemand het eigen voortleven, in plaats van dankbaar te zijn en de handen te vouwen, zo problematiseren?
Nóg ligt, juridisch gesproken, het accent op de regel dat het leven beschermd moet worden. Leven is beschermwaardig, ook oud leven, gekwetst leven en leven dat iemand zelf niet meer ziet zitten. Dat een willekeurige dame, kerkelijk meelevend, de bewijslast heeft omgedraaid, is een signaal dat niet serieus genoeg genomen kan worden. De publieke opinie is inmiddels hard op weg om een geregisseerde dood als een recht te zien; mensen die geen euthanasie of hulp bij zelfdoding ontvangen, houden artsen en politici er verantwoordelijk voor dat zij „gedwongen worden” om door te leven. Wat zegt dat over onze samenleving? En wat zegt het van onze visie op ouder worden? Wordt dus vervolgd.
De auteur is universitair docent ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) en voorzitter van de redactie van de Lindeboom Reeks.