„Predikant met sterallures heeft krachtige kerkenraad nodig”
Mark Driscoll, de bekende calvinistische voorganger uit de Amerikaanse stad Seattle, heeft naar eigen zeggen de „resetknop” van zijn leven ingedrukt. Hij zet een punt achter zijn leven als ”celebrity pastor” en wil zich voortaan weer wijden aan het dienen van zijn gemeente.
Jeugdige onbezonnenheid. Zo ongeveer karakteriseert Driscoll zijn optreden in de achterliggende jaren waarin hij de gemeente van Mars Hill in Seattle aan de Amerikaanse westkunst diende. In een uitgelekte brief die hij begin deze week aan zijn gemeenteleden stuurde, betuigt hij daarover spijt. „God heeft me ervan overtuigd dat mijn dagen als boze, jonge profeet voorbij zijn. Het is nu tijd om de behulpzame, geestelijke vader te zijn.”
Driscoll wil af van zijn status als celebrity pastor. Dit type predikers wordt net als filmsterren van Hollywood op handen gedragen en heeft vaak een levensstijl die niet onderdoet voor die van de helden en heldinnen van de vermaakindustrie. „Ik kan niet tegelijkertijd beroemdheid en predikant zijn. Ik ben blij dat ik nu het eerste kan opgeven, om me te richten op het tweede.”
Beroemd is Driscoll zeker, vooral in de Amerikaanse evangelicale wereld. Op 25-jarige leeftijd stichtte hij in oktober 1996 Mars Hill Church, een onafhankelijke gemeente die de eerste tijd een kwijnend bestaan leidde, maar na goed anderhalf jaar begon te groeien. De achterliggende jaren ontwikkelde Mars Hill Church zich tot een megakerk die op vijftien locaties in de VS bijeenkomt. De diensten worden wekelijks door 15.000 mensen bezocht. Een veelvoud van hen bekijkt week aan week de tv-uitzendingen met preken van Driscoll.
Een belangrijke factor voor die snelle groei is de prediking van Driscoll. Die kenmerkt zich door een directe stijl, wordt gekleurd door allerlei praktische voorbeelden en heeft een stevig leerstellig fundament. Theologisch wordt Driscoll gerekend tot de ”new calvinists”, een stroming binnen de Amerikaanse evangelicale beweging die zich oriënteert op de leer van Johannes Calvijn, maar daarbij wel eigen, eigentijdse accenten legt. Zo gelooft Driscoll wel in een verkiezing van eeuwigheid, maar leert hij niet de dubbele predestinatie (verkiezing én verwerping) zoals Calvijn dat deed.
De ster van de jonge predikant uit Seattle rees de achterliggende jaren snel. Hij was een veelgevraagd spreker op allerlei conferenties, had een groot aandeel in Acts 29 Network, de organisatie voor kerkplanting die hij had opgericht, schreef columns en artikelen over het geloof voor respectabele kranten als The Seattle Times en The Washington Post, en was regelmatig te gast bij de zender Fox News. Elke Amerikaanse evangelicaal heeft dus weleens van Mark Driscoll gehoord.
Buiten de evangelicale wereld raakte Driscoll bekend toen in januari 2012 het boek ”Real Marriage”, dat hij samen met zijn vrouw Grace schreef, een week lang op nummer 1 stond van de prestigieuze bestsellerlijst van The New York Times. Iedere auteur in Amerika droomt daarvan. Want al staat je naam maar één week aan de top van deze fameuze boekenlijst, je kunt er je hele verdere leven mee blijven pronken.
Plagiaat
Driscoll heeft dit predicaat eind vorige week echter verwijderd uit zijn officiële biografie. Wat een groot succes leek te zijn, bleek hem behoorlijk op te breken. Om ”Real Marriage” op de toppositie te krijgen, had de kerk van Driscoll twee jaar geleden het marketingbureau Result Source in de arm genomen. Dat voerde het boek van Discroll op een slimme manier, tegen betaling van 210.000 dollar, naar de top van de bestsellerlijst. Vorige week bleek dat Mars Hill Church voor de financiering van die campagne de penny’s en dollars uit de collectezak van de kerk had gebruikt. Gemeenteleden waren teleurgesteld, critici furieus. „We gaven geld voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk, maar het werd besteed om de ster van Driscoll nog hoger aan het firmament te krijgen”, zo luidt de kritiek op internetfora.
Deze kwestie komt boven op een zaak die enkele maanden eerder speelde. In december vorig jaar maakte Driscoll excuses voor het onjuist citeren in zijn boek ”A Call tot Resurge”. Zonder bronvermelding had hij citaten overgenomen uit een boekje van de Amerikaanse theoloog D. A. Carson. Driscoll werd door een radioverslaggeefster beschuldigd van plagiaat. De voorganger gaf dat vervolgens publiek toe. „Er zijn fouten gemaakt die me verdriet doen, en daar bied ik mijn verontschuldigingen voor aan.”
„Positief dat hij excuses maakte. Dat siert hem. Maar de affaire beschadigde wel zijn imago. Als het daarbij was gebleven, zou het wellicht snel vergeten zijn. Maar nu komt de kwestie van de besteding van het kerkgeld voor de promotie van zijn boek daar nog bij. Dat is niet best”, zegt Kate Bowler van Duke Divinity School in Durham. De Amerikaanse kerkhistorica laakt de sterallures die sommige voorgangers in de VS zich hebben aangemeten of die hun door hun volgelingen worden toegeschreven. „Beide komen voor. Predikers zijn gevoelig voor roem en eer, ze zijn ijdel en hebben vaak een groot ego.” Maar hun volgelingen zijn ook niet verstandig, vindt Bowler. „Ze dragen hun predikanten op handen, bewonderen hen en vinden ongeveer alles wat ze doen goed. Ja, en als ze dan een keer onderuitgaan, is hun val groot en zijn de hoorders zeer teleurgesteld. Vaak keren ze zich van zo’n prediker af en –nog ingrijpender– niet zelden zeggen ze kerk en geloof vaarwel.”
Bowler kan zo een hele rij voorgangers noemen die gerekend kunnen worden tot de celebrity pastors in de VS: Rick Warren, Bill Hybels, Joel Osteen, Rob Bell, Francis Chan, T. D. Jakes, John Piper. Daarmee wil ze echter niet zeggen dat deze voorgangers stuk voor stuk bewust werken aan hun eigen populariteit. „John Piper heeft dat bijvoorbeeld zeker niet gedaan. Hij is gewoon als predikant van Bethlehem Baptist Church in Minneapolis begonnen. Zijn prediking droeg vrucht. Hij is bekend geworden door zijn lezingen en zijn boeken. En zo zijn er meer namen te noemen. Maar het gaat fout als kerken of predikers als moderne managers hun gedachtegoed gaan vermarkten. Dan gaat het vaak niet om de ene Naam, maar om hun eigen naam. Vergeet niet dat evangelisatie echt iets anders is dan marketing.”
Social media
Quentin J. Schultze, docent communicatiewetenschappen aan Calvin College in Grand Rapids, wijst erop dat het fenomeen van de celebrity pastor past in de sterk competitieve Amerikaanse cultuur. „Je bent hier pas wat als je de beste bent, dus een ster. Dat geldt voor het zakenleven, de kunst, de wetenschap, de media en helaas soms ook voor de kerk. Er zijn predikanten die statistieken bijhouden van het aantal bekeringen per preek en van de kijkcijfers voor hun televisieoptredens, en die de verkoopcijfers van hun publicaties per dag bijwerken en op hun website publiceren.”
Volgens Schultze zijn de moderne media de belangrijkste motor van de populariteit van gevierde Amerikaanse voorgangers. „Predikers moesten vroeger de kansel beklimmen en hun gehoor toespreken. Zij moesten zonder hulpmiddelen, dus uitsluitend met de Woordverkondiging, hun gehoor weten te raken. Nu kunnen ze voor de camera gaan staan om een uitgekiende toespraak te houden. Als die niet perfect is opgenomen, doen ze het over. Daarbij kunnen ze gebruikmaken van allerlei (elektronische) hulpmiddelen, zoals licht- en geluidseffecten. Hun gehoor zit lekker thuis op de bank met een zak chips en een coke. Televisie, sociale media en reclamecampagnes via andere media stuwen predikanten naar ongekende, en ook eenzame hoogten. Het is niet te veel gezegd dat celebrity pastors bestaan bij de gratie van de media.”
Schultze wil niet ontkennen dat ook deze gevierde voorgangers gedreven kunnen worden door de zorg om zondaren. „Maar er is wel iets fundamenteels veranderd. De hoorders zijn afzetmarkt geworden, en het Evangelie is een product dat verkocht moet worden. Die verzakelijking heeft de prediking ontdaan van de evangelische bewogenheid die vroegere opwekkingspredikers wel hadden. Mannen als Whitefield, Wesley en Edwards waren ook beroemd. Maar zij hadden geen ‘motor’ in de vorm van moderne communicatiemiddelen; zij werd aangespoord door een innerlijke bewogenheid met mensen die verloren lagen.”
In zijn spijtbetuiging zegt Mark Driscoll dat de „reset” van zijn leven onder meer inhoudt dat hij dit jaar geen gebruik meer zal maken van sociale media zoals Twitter en Facebook. Daarmee lijkt hij te begrijpen dat de invloed van deze moderne vormen van communicatie een belangrijke factor is die bijdroeg aan zijn status als celebrity pastor.
Ambtelijk opzicht
Een deel van de achterban van Driscoll is niet tevreden met zijn excuses en met zijn belofte. Die groep heeft grote moeite met het gebruik van collectegelden voor de marketing van het boek. Het verweer dat de verspreiding van ”Real Marriage” een vorm van evangelisatie is, overtuigt deze mensen niet. Zij willen de erkenning dat kerkelijk geld misbruikt is en verlangen dat het bedrag van ruim 2 ton wordt teruggestort in de kerkelijke kas.
Carl R. Trueman, kerkhistoricus aan Westminster Theological Seminary in Philadelphia, begrijpt dit volkomen. Hij staat in de VS bekend als een scherpe criticus van de celebrity pastors. „Hier wreekt zich dat bijna al die gemeenten ontstaan zijn rondom een charismatische voorganger. Het ontbreekt vaak aan een krachtige kerkenraad. Enkele vrienden van de prediker vormen meestal het kerkbestuur. Die praten hun pastor naar de mond. Mars Hill Church is jarenlang geleid door een raad van zeven mannen, van wie Driscoll er één is. Ten minste twee van zijn intieme vrienden maken deel uit van dit orgaan. Dat is vragen om problemen.”
Herstel van het opzienersambt, de ouderling, en die ook de Bijbelse taak geven om opzicht te houden over de dienaar van het Woord, is volgens Trueman een noodzakelijke voorziening om bevrediging van het verlangen naar roem en eer bij de voorganger te voorkomen. „Ouderlingen moeten de moed hebben om hun predikant aan te spreken als deze sterallures krijgt. De kerkvader Augustinus heeft al gewaarschuwd dat een predikant in groot gevaar is als hem lof en eer worden gebracht.” Voor Trueman ligt er daarom minstens net zo veel schuld bij de volgelingen van celebrity pastors als bij de voorgangers zelf. „Als mensen hun predikant bewieroken, brengen zij hem in grote verleiding.”
Daarnaast is het volgens de kerkhistoricus van Westminster Seminary nodig dat er volstrekte openheid komt over de besteding van gelden. „Gemeenteleden hebben er recht op om te weten wat er gebeurt met het geld dat ze hebben gegeven.” Lang niet alle kerken met beroemde predikanten zijn daarin transparant, zeker niet als het gaat om het inkomen van de voorganger. Ook Mars Hill Church zwijgt over het traktement van Driscoll. „Dat wekt achterdocht”, zegt Trueman.
Een derde punt waar Trueman op wijst, is dat op de vele conferenties die in evangelicaal Amerika worden gehouden steeds dezelfde predikers optreden. „Leg de sprekerslijsten naast elkaar, en je ziet in één oogopslag dat steeds dezelfde publiekstrekkers worden gevraagd om hun succesverhaal te komen vertellen. Dat is niet goed voor het ego van die voorgangers.”
Trueman zou het een goede zaak vinden als er eens een bijeenkomst werd belegd waar predikanten kwamen vertellen „hoe zij door Gods genade trouw bleven aan een gemeente waar ze vele jaren het zaad van het Woord strooiden zonder ook maar iets van vrucht te zien. Dat zijn mannen voor wie je respect kunt hebben.”
Wil de Amerikaanse wereld verlost worden van „de kwaal van celebrity pastors”, dan is terugkeer naar de Bijbelse richtlijnen voor ambtsdragers volgens Trueman de enige route. „Elke dienaar in Gods kerk moet Johannes de Doper nazeggen: „Hij moet wassen, maar ik minder worden.” De grote apostel Paulus zegt weliswaar dat hij in geen ding minder is geweest dan de uitnemendste van de apostelen, maar voegt daar onmiddellijk aan toe: „Hoewel ik niets ben.” Dat is de enige houding die een dienaar van Christus past. Het gaat alleen om de roem en de eer voor een genadige God.”