Pastorale wenken in angst in twijfel
AMSTERDAM. Er is bange vrees die bij God vandaan drijft. Er is ook bange vrees die een mens juist tot God brengt. In het pastoraat is het nodig om dat onderscheid te kennen. Zegt de Bijbel er ook iets over?
In het onlangs verschenen boekje ”In bange dagen” (uitg. De Banier, Apeldoorn) legt dr. P. C. Hoek, docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam, zijn oor te luisteren bij de Schrift. Hij onderzoekt bijvoorbeeld hoe het Manasse verging, de man die alles deed wat God verboden had, bezig was met heidense praktijken en in de tempel z’n knieën boog voor de afgoden.
Bidden
Manasse werd gevangengenomen en weggevoerd naar Babel. „Manasse wordt beklemd en bang. Zijn innerlijk raakt in de engte. Hij kan geen kant meer op. Hij voelt zich omsloten door de nood. Het laat zich raden met welke gevoelens van angst en verdriet dat vergezeld is geweest.”
De nood leert niet bidden, zoals wel wordt beweerd, schrijft dr. Hoek. Gods Geest leert bidden, want Hij is een God der gebeden. „Hij laat Manasse zo vastlopen met zichzelf en in zijn nood, dat hem maar één uitweg rest. En dat is de weg van het gebed, de gevleugelde toevlucht tot God.”
Een mens lijdt aan menselijke onmogelijkheden. „Enerzijds is er vrees voor God, anderzijds is alleen Hij het Die je verlossen kan. (…) God laat een mens soms vrezen, om Hem te laten vinden.”
Manasse vernedert zich en bidt. „Dat kunnen we de „Bijbelse receptuur” noemen voor vrezende vijanden. De trotse koning komt aan de voeten van de Koning. Daar wil de Heere Zijn vijanden hebben.”
Spiegelbeeld
Dr. Hoek roept Manasse tevoorschijn als een spiegelbeeld. „Wellicht kent u zijn vrees. Dan mag Manasse behalve een toonbeeld van Gods genade ook een voorbeeld zijn. Een voorbeeld van hoe een vrezende vijand vrede vindt.”
Als er sprake is van angst in ons leven, moeten we ons eerst afvragen wat de herkomst ervan is, zegt dr. Hoek. Waar komen de bange gedachten en gevoelens vandaan? In algemene zin kan dan worden gezegd dat de zonde de oorzaak is van alle gebrokenheid, maar er kunnen voor angst en vrees ook bijzondere, aanwijsbare oorzaken zijn.
Gemeenschap
Op het noodgeschrei doet de Heere grote wonderen. „Niet enkel de windstilte, niet enkel de zee; maar het vrezende hart bovendien.” Het zijn het Woord en het gebed waar de angstige zondaar zich aan mag vastklampen.
Maar er is ook het belang van de gemeenschap der heiligen, schrijft dr. Hoek. „En dan bedoel ik: het belang van de onderlinge zorg, juist in bange dagen! In de pastorale praktijk heb ik toch heel wat mensen zien worstelen in wat Voetius noemde „te grote eenzaamheid en zwaarmoedigheid.” Of om het met Luthers aangrijpende woorden te zeggen: „het bad van de satan.” Als mensen in hun verstilling en versombering alleen met zichzelf overblijven. Althans, van alle mensen verlaten. Hoe verkwikkend kan het zijn om die broeder in de benauwdheid te hebben! Een man of vrouw die je weg kruist, en zich ervoor over heeft om werkelijk met je mee te lijden. Misschien is hier een belangrijke taak voor u weggelegd.”
Voor ieder in angst en zorgen is er maar één plaats: aan de voeten van Christus. „Onder de hand van Christus Die de Eerste en de Laatste is. Die aan het begin en aan het eind van alles staat. Die voltooit al wat Hij begon. Daar komt niets tussen.”
Verzocht
Dr. Hoek: „Christus werd in alle dingen verzocht gelijk als wij; anders dan wij, zonder zonde. Hij werd werkelijk en ten volle van God verlaten. Om een Troost in noden te zijn voor hen die zich in hun noden, angst en pijn soms zo verlaten voelen.”