Binnenland

Judith Spiegel houdt van Jemen, ook na haar ontvoering

Je hebt het gemaakt als advocaat. En dan zet je alles opzij om een ongewis avontuur aan te gaan, ver weg. Dat deed Judith Spiegel. Vanuit het welvarende Nederland belandde ze in Jemen in het andere uiterste: in een hok werd ze maanden vastgehouden. Toch bleef ze lachen. „Ik wist: dood zijn we niets waard voor onze ontvoerders.”

Jacob Hoekman

21 March 2014 21:34Gewijzigd op 15 November 2020 09:34
Judith Spiegel. beeld Dick Vos
Judith Spiegel. beeld Dick Vos

Juni 2013. Een prachtige zaterdag. De radio meldt de ontvoering van twee Nederlanders in het instabiele Jemen. Anderhalve maand later duikt er een filmpje op. „Dóé iets met z’n allen”, huilt een wanhopige Judith Spiegel.

Die wanhoop bleek achteraf wel mee te vallen: de Nederlandse journaliste en haar vriend Boudewijn Berendsen hadden de opdracht gekregen van hun ontvoerders om zo dramatisch mogelijk te doen.

Heeft u tijdens de ontvoering ooit in 
doodsangst gezeten?

„Nee, eigenlijk niet.”

Terwijl het toch best anders af had kunnen lopen.

„Ja, maar doodsangst is zo abstract. Natuurlijk heb ik er weleens aan gedacht, maar tegelijk wist ik: dood zijn we niks waard voor onze ontvoerders. Bovendien kún je simpelweg niet maanden achter elkaar in doodsangst verkeren. Daar is de dreiging niet groot genoeg voor. Soms was ik voor het slapen gaan een beetje onrustig, dat duurde dan een minuut of tien. Maar dan kon ik het weer parkeren.”

U noemt uw ontvoerders piraten van de woestijn. Waarom pakten ze jullie?

„Voor geld. Bovendien is ontvoeren een traditionele praktijk in Jemen. Ik snap op zich dat armoede mensen ertoe aan kan zetten om dan maar iets in de ontvoerings­industrie te gaan doen.”

Ze hadden geen religieuze redenen?

„Nee, dat hebben we nooit gemerkt. Ik heb dat ook gevraagd, omdat ik wel graag wilde weten of we door al-Qaida ontvoerd waren. Maar het werd al snel duidelijk dat ze daar niets van moesten hebben.

Met de bewaker spraken we Arabisch. Hij kon ook Engels, zei hij trots. Maar dat bleek ongeveer één zin te zijn. Dan zei hij: I want Boudewijn and Judith go Holland. Overigens meende hij dat zinnetje wel. Hij wilde graag dat wij vrij zouden komen en terug naar Nederland konden gaan. Het duurde voor hem veel te lang; hij werd er depressief van om ons te moeten bewaken.”

Hoe hield u zelf de moed erin?

„Door elkaar op te peppen. Die inzinkinkjes duurden nooit langer dan een kwartier of een halfuur. Soms werd ik heel boos op de bewaker, omdat hij zo luchtig deed. Als ik dan boos was, vroeg hij: Wat is er? Op dat moment moest ik alweer lachen. Ik dacht dan: Hallo, wat denk je zelf dat er is?

Het is ook belangrijk om discipline te hebben. Wij deden iedere dag oefeningen. Lege flessen hadden we laten vullen met zand, dat waren onze gewichten.”

Is het geloof in God in die moeilijke maanden ooit een aantrekkelijke optie geweest?

„Ik heb daar in die maanden veel over na­gedacht. Maar niet met een soort spijt, zo van: had ik dat maar. Wel heb ik me gerealiseerd dat mensen veel aan hun geloof kunnen hebben.

Samen praatten Boudewijn en ik heel lang over dit soort dingen. We kwamen er steeds op uit hoe moeilijk denkbaar het voor ons als rationele mensen is dat iemand echt gelovig kan zijn. Zelfs een schietgebedje kwam niet bij me op. Ik zou niet weten tot wie ik dat moest richten.”

Berendsen, die er even bij is komen zitten, schudt eveneens zijn hoofd. Spiegel: „Neem nu onze bewaker: die bad vijf keer per dag. Hypocriet, dacht ik dan. De hemel zit er voor jou niet in. Je hebt ons ontvoerd.”

Jullie hadden in elk geval steun aan elkaar.

„Dat was voor ons buitengewoon belangrijk. Je hebt mensen die in zo’n periode 
gek van elkaar worden, maar dat is bij 
ons niet gebeurd.” Ze kijkt met een 
schuin oog naar haar vriend. Die lacht maar eens.

Gunde de bewaker u een beetje privacy?

„Hij kon in principe altijd binnenkomen, maar in de praktijk gebeurde dat alleen op de momenten waarop hij een maaltijd kwam brengen. Daardoor hadden we best enige mate van privacy, soms zelfs een gevoel dat je in je eigen huisje zit.”

Een gulle lach. „Ik ging nog net de raampjes niet gezellig decoreren. Maar we voelden ons wel veilig in dat hok.”

De grote vraag die openstaat, is: waarom zijn jullie vrijgelaten? Is er betaald?

„Ik weet het werkelijk niet. Dat is voor ons ook nog steeds een vraag. Ik wil daar graag antwoord op en ben ermee bezig, maar ik heb op dit moment geen idee.”

Premier Rutte schreef een brief over jullie aan de Jemenitische president. Hebben jullie contact gehad met het kabinet?

„De dag dat we vrijkwamen, hebben we op de ambassade in Sanaa een feestje gevierd. Daar konden we eindelijk weer eens alcohol drinken. Die avond belde minister Timmer­mans, maar eerlijk gezegd waren we toen best aangeschoten. Het was een beetje een raar gesprek.”

Berendsen relativeert: „Nou, de ambassa­deur vond ons nuchter genoeg om hem te woord te staan.”

De wereld van het Midden-Oosten trok al langer aan Spiegel voordat ze in 2009 naar Jemen vertrok om daar als correspondent te gaan werken. Waar die belangstelling precies vandaan komt, weet ze niet. „Het Midden-Oosten is niet het mooiste gebied ter aarde, en het heeft ook geen culinaire hoogstandjes. Misschien heeft het te maken met het mystieke van die wereld.” Hoe dan ook, ze verpandde haar hart aan Jemen – tot op de dag van vandaag houdt ze van het land.

Ze raakte uitgekeken op de juridische wereld waar ze tot die tijd haar brood verdiende, vooral vanwege de commerciële kant ervan. „Ik voelde me er niet lekker bij om een honorarium te vragen waarbij je van een uur werken een magnetron kunt kopen.”

U hecht niet aan geld?

„Nee, nauwelijks. Materie in het algemeen vind ik totaal onbelangrijk. Toen we naar Jemen vertrokken, sloegen we onze spullen in eerste instantie op. Maar later deden we ze van de hand. Wat heb je er eigenlijk aan?

Toen we terugkwamen in Nederland, paste mijn bezit in een klein rolkoffertje. En, dat dan weer wel, een kist met boeken. Verder had ik bijna niets.”

Waar hecht u wel aan?

„Aan kunnen gaan en staan waar ik wil. Aan vrijheid. Dat is wel ironisch, dat juist ik die vrijheid in moest leveren. Aan de andere kant was het voor mij misschien wel beter te doen: ik ben nooit gewend geraakt aan vaste stramienen.”

In het Midden-Oosten kun je onmogelijk om godsdienst heen, zoveel is de achter­liggende jaren wel duidelijk geworden voor Spiegel. Maar zelf heeft ze er hoegenaamd niets mee – nooit gehad ook. „Ik ben zelf totaal niet religieus opgevoed, bijna het tegenovergestelde. Mijn vader komt uit een heel seculier Joods milieu. Mijn moeder komt uit een gereformeerd gezin in 
’s Graven­moer. Als ik vroeger naar opa ging, las die na het eten altijd uit de Bijbel. Maar dat zei me helemaal niets, het ging het ene oor in en het andere oor weer uit.”

Toen haar belangstelling voor het Midden-Oosten ontstond, kwam religie onvermijdelijk ook op haar agenda. Maar de confrontatie met de wereld van de islam maakte de innerlijke kloof alleen maar groter. „Feitelijk ben ik beter gaan begrijpen hoe belangrijk godsdienst is voor zo’n beetje iedereen in het Midden-Oosten. Maar gevoelsmatig vind ik het nog steeds moeilijk te snappen dat je je letterlijk laat leiden door iets wat niet eens liefdevol of warm is – want je kunt het moeilijk liefdevol of warm noemen als je met een beroep op de islam je achtjarige dochter uithuwelijkt.”

Ging u daarover in discussie?

„Soms, maar die discussies zijn moeilijk. Zij begrijpen mij niet, ik begrijp hen niet.”

Is het een handicap om als niet-gelovige in zo’n religieuze wereld te wonen?

Ze aarzelt, zegt eerst dat dat wel meevalt. Later komt ze erop terug. „Ja, dat is wel een handicap. Het bestaat in Jemen helemaal niet dat je niet gelooft. Als mensen mij ernaar vroegen, mompelde ik altijd dat ik christen was. Dat voelde niet netjes, alsof je voor de grap in een rolstoel gaat zitten. Zo zei ik ook altijd dat ik getrouwd ben met Boudewijn, terwijl dat niet zo is. En daarna vroegen ze altijd naar kinderen, die we niet hebben. Dan zei ik: Maar we hebben wel een hond. Dat was niet zo’n goed alter­natief, want honden zijn onreine types.” Weer een hartelijke lach.

U bleef een vreemde eend in de bijt.

„Ja. Ik wilde mijn eigen identiteit behouden en weigerde gesluierd over straat te lopen. Ik merkte wel dat christelijke zendelingen met wie ik contact had, er veel beter in slaagden om onderdeel te worden van de Jemenitische maatschappij. Maar zij geven soms letterlijk alles op. Daar zendeling zijn is levensgevaarlijk, dat moet je niet doen.”

Maar als Christus vrijheid brengt, is het belangrijk om dat te delen.

„Dat snap ik wel. Zelf doe ik dat ook, bekeren op mijn manier. Maar in de wet staat dat de overheid waarborgt dat de islam de Jemenitische godsdienst is. Dat is een grote barrière. Er ís geen vrijheid.

Dat betekent trouwens niet dat alle Jemenieten de islam in hun hart gesloten hebben. Ik had een buurman en die vroeg standaard op vrijdag of ik gin of andere alcohol kwam drinken. Een ander zorgde ervoor dat hij op vrijdagmorgen al dronken was, zodat die dag met het vrijdaggebed snel langs hem heen zou gaan.”

Journalistiek gezien viel Spiegel met haar neus in de boter: tijdens haar verblijf braken de Arabische opstanden uit, waardoor in 2011 ook de Jemenitische president Saleh het veld moest ruimen. Maar zoals ook elders in het Midden-Oosten, kwam er in Jemen geen stabiele regering voor terug. „Er is in feite niets veranderd”, zegt Spiegel. „Het meest positieve is dat ze elkaar in elk geval niet de hersens inslaan, in ieder geval niet op grote schaal.”

Jemen is het armste land van het Arabische schiereiland. Gaat de situatie verbeteren?

„Dat vraag ik me af. Een groot deel van de Jemenieten is verslingerd aan het kauwen van qat, de plant die vermoeidheid en honger verdrijft en een licht stimulerende werking heeft. Alleen echte al-Qaidatypes kauwen geen qat, omdat ze vinden dat het niet mag van de islam.”

Heeft u het zelf weleens geprobeerd?

„Ja, maar ik werd er kotsmisselijk van. Het smaakt bovendien heel smerig, naar heg.” Ze wijst naar buiten. „Alsof je bij de buren een hap uit de buxushaag neemt, precies hetzelfde.”

De massale verslaving heeft enorme gevolgen voor de arbeidsproductiviteit. Spiegel ergert zich daar vreselijk aan. „Ontwikkelingswerkers zeggen dat je het land niet in de steek moet laten; het heeft al zo weinig. Maar dat is niet zo. In de qatindustrie gaat heel veel geld om. Wij kunnen miljoenen aan hulpgeld naar Jemen sluizen, maar zelf kauwen ze voor miljarden aan qat. Laten we wel zijn: als wij in Nederland beslissen dat we in het vervolg met z’n allen vanaf twaalf uur ’s middags gaan blowen, hebben wij ook snel ontwikkelingshulp nodig.”


Levensloop Judith Spiegel

Judith Spiegel (1970) groeit op in Delft in een areligieus gezin. Aan de Universiteit van Amsterdam studeert ze rechten. Daarna werkt ze onder meer als advocaat.

In 2009 geeft ze haar carrière een radicale wending: ze wordt journalist in Jemen. Ook haar vriend Boudewijn Berendsen vestigt zich er. In Jemen werkt Spiegel als correspondent voor verschillende media.

In juni 2013 wordt ze met haar vriend in de hoofdstad Sanaa op weg van de wasserette ontvoerd. Vlak voor Kerst komt het tweetal weer vrij. Ze wonen nu in Nederland. Onlangs verscheen haar boek ”Een hoofddoek tegen kogels”, over de periode vóór de ontvoering.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer