Stuurman en boegbeeld tegelijk
Ze wonen in hetzelfde dorp, werken voor dezelfde baas. Twee broers als commandant, de een van de rode, de ander van de groene baretten. Peter (1955) en Marc (1958) van Uhm zitten aan de top bij de Koninklijke Landmacht. Het is broederdienst in optima forma. „Ik kan apetrots op mijn broertje zijn.”
Het is de schrik van zijn secretaresse, zijn chauffeur of iemand die op dat moment toevallig in zijn buurt is. „Bij een vrij uurtje in mijn agenda vraag ik de eerste de beste die ik tegenkom om mee te gaan naar de stormbaan. Heerlijk. Na een tijdje rennen en klauteren ben ik weer helemaal opgepept. Kan ik er weer tegen.”
Het tekent Peter van Uhm. Hij loopt weliswaar tegen de vijftig, maar kan nog ieder jonkie aan. Als commandant van de Luchtmobiele Brigade draagt hij „met trots” de rode baret. En voldoet hij aan bijbehorende fysieke capaciteiten.
Het commando over het paradepaardje van de landmacht droeg hij vandaag over. Van Uhm verdwijnt naar een bureaufunctie op de staf van de landmacht in Den Haag. Dat spijt hem. „Ergens vanbinnen zit nog steeds dat 16-jarige jongetje dat met dertig kerels achter zijn kont aan door het bos sjouwt.”
Dat leden uit één familie bij hetzelfde bedrijf werken, komt uiteraard vaker voor. De situatie van de broers Van Uhm is wel een heel bijzondere. Het zijn letterlijk ”brothers in arms” (broers onder de wapenen).
Peter was tot vanmiddag commandant van de Luchtmobiele Brigade, ofwel de rode baretten. Broer Marc is commandant van het Korps Commandotroepen, de groene baretten. Peter is brigadegeneraal, Marc zit een rang lager: kolonel. „Dat speelt overigens totaal niet. Het gaat erom wat je doet.”
Broederdienst in optima forma. Lachend: „De snel inzetbare eenheden van de landmacht zijn in één familiehand.”
Nijmegen is hun geboorteplaats. Vader Van Uhm was daar bakker. Tot Kerst 1975 bakte hij ze bruin. „Onze vader heeft altijd het idee gehad dat een van zijn drie kinderen later in de bakkerij zou gaan.” Dat gebeurde niet. In mei 2000 overleed hij, op 80-jarige leeftijd. „Hij vond het schitterend dat zijn zoons officier waren.”
De Van Uhms hebben één oudere zus. Over haar -ze werkt bij een riagg- zeggen ze nu: „Zij was vroeger de baas over ons.” Elkaar aankijkend: „Min of meer.” De broers en hun zus zijn rooms-katholiek opgevoed. Peter was jarenlang misdienaar in een nonnenklooster. „Prachtige tijd. Heb ik gedaan tot het einde van mijn middelbareschooltijd.”
Interesse in de krijgsmacht kreeg Peter via het lezen van strips. „Ik was twaalf, dertien jaar en verslond de verhaaltjes. Later schafte ik van die dikke boeken over de Tweede Wereldoorlog aan. Uiteindelijk wilde ik nog maar twee dingen: in het leger of sportleraar worden.”
Na zijn hbs besloot hij in 1972 de opleiding tot officier te volgen aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Broer Marc herinnert het zich nog goed. „Op zondagavond bracht ik hem naar het station. Hij fietste, ik hield de loodzware weekendtassen vast. Mijn armen waren aan het einde van de rit zeker wat langer.”
De officiersopleiding trok de oudste broer omdat hij eens commandant wilde zijn, „verantwoordelijkheid voor veel mensen” wilde dragen. „Je bent stuurman en boegbeeld tegelijk.” Omdat hij geen jongensdromen had over snelle vliegtuigen en met de Waal bij Nijmegen genoeg water had gezien, viel de keus op de landmacht.
In 1976 maakte ook Marc („Ik kon beter koekjes bakken”) de gang naar het Kasteel van de KMA. Zijn broer was daar net weg, maar had een onmiskenbare indruk achtergelaten. „Ben jij het broertje van?” hoorde Marc vaker dan hem lief was. Na hun opleiding startten de broertjes hun carrière bij hetzelfde pantserinfanteriebataljon. „We hebben elkaar absoluut niet in de weg gezeten.”
Sinds juli 2001 is de oudste Van Uhm commandant van de Luchtmobiele Brigade. In oktober van dit jaar bereikte hij na een eindexamen in Polen met de brigade van 2500 mannen en vrouwen de zogenaamde „operationele gereedheidstatus.”
Na tien jaar van oefenen en spullen kopen is de brigade klaar. Het waren ook tien jaar van berichten over Srebrenica, te weinig soldaten en een slecht imago. Luchtmobiel werd in de media wel eens als ”luchtdebiel” neergezet. Het raakt Van Uhm niet. „Het gaat er bij mij niet in dat die simpele infanterist niets voorstelt. We zijn bereid om aan iedereen te laten zien wat we kunnen.”
Als instrument in handen van de politiek kunnen de rode baretten optreden bij ieder denkbeeldig conflict waar ook ter wereld. Van Uhm had gehoopt op inzet in Irak, maar dat gaat grotendeels aan zijn neus voorbij.
De andere Van Uhm is sinds maart vorig jaar baas van het Korps Commandotroepen (KCT). De club met 400 mannen kan zich volgens de eerste man „absoluut” meten met de special forces van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.
Lang moesten de commando’s leuren om een uitzending naar het buitenland. Inmiddels zitten zeventig commando’s in het zuiden van Irak om informatie te verzamelen voor de Nederlandse mariniers. Details over de operatie worden niet prijsgegeven. Een bezoek aan de mannen is uitgesloten. De acties van het KCT zijn supergeheim. „Als iedereen weet dat we gaan, hoeven we eigenlijk niet meer te gaan”, zegt Van Uhm.
Er is volgens de broers geen sprake van rivaliteit tussen de rode en de groene baretten. „De opleiding van commando’s is veel zwaarder dan die van de Luchtmobiele Brigade. Het optreden verschilt sterk. Commando’s werken in kleine groepjes die zich het liefst schuilhouden. Rode baretten komen met helikopters en zijn robuust aanwezig.”
„Commando’s zijn de best opgeleide militairen”, durft Marc zonder blikken of blozen te stellen. Zijn broer moet dat beamen. „Aan de eisen voor de rode baret kan ik goed voldoen. Een groene baret zou ik niet halen, dat is van geheel andere orde.”
Verrassend genoeg heeft Marc van Uhm zelf de groene baret niet. Wel de rode, omdat hij onder meer commandant was van het 12e infanteriebataljon. Hij is niet van plan het zware traject af te leggen om alsnog het begeerde groene hoofddeksel op te kunnen zetten. „Ik heb tegen mijn mensen gezegd: Reken me af op mijn daden, niet op dat wat er op mijn hoofd zit.”
Als je de groene baret hebt, krijg je de rode er gratis bij?
„Aan me nooit niet”, reageert Peter van Uhm.
Overigens was de groene baret deze zomer inzet van een heus conflict dat voor de rechtbank moest worden uitgevochten. De landmacht krijgt een nieuw uniform en daar hoort een nieuwe baret bij. Die wordt donkergroen. Dat is tegen het zere been van de (oud-)commando’s. Een groene baret is traditioneel voorbehouden aan de harde jongens van de commandotroepen. Dat iedere willekeurige zandhaas ook met een groene baret op loopt, steekt.
De actiegroep ”Redt de groene baret” haalde uiteindelijk bakzeil. De Haagse rechter bepaalde dat er wel degelijk verschil zit tussen de nieuwe donkergroene baret en het komkommergroen van de commando’s.
Van Uhm kwam in de kwestie zelf even onder vuur. Een brief aan zijn superieur, de bevelhebber van de landmacht, waarin hij zich uitsprak voor de exclusiviteit van de groene baret, verdween van de website van het korps. „Traditionele en emotionele argumenten spelen in dit soort aangelegenheden een belangrijke rol”, aldus Van Uhm. Door invoering van een groene baret bij de landmacht zou het „unieke karakter van de commandobaret worden aangetast.” Sindsdien niets meer over de kwestie gehoord.
Kolonel Van Uhm ziet het als een van zijn opdrachten de commando’s meer onder de aandacht van de politieke en de hogere militaire leiding te brengen. „Je kunt wel blijven oefenen tot je een ons weegt, maar als de coach je nooit opstelt, heeft het weinig zin. Ze moeten weten wie je bent en wat je kunt.”
Maar dat weten politici toch wel?
„Niet allemaal.”
Onlangs haalde Van Uhm een aantal kamerleden naar de thuisbasis van de commando’s, de Engelbrecht van Nassaukazerne in Roosendaal. Ze mochten op de hei verstopte sluipschutters aanwijzen en zaten in een schuttersputje. Een van de geachte afgevaardigden werd als gijzelaar uit de handen van ’terroristen’ bevrijd. Mooi stukje reclame? „Onze professionele ontwikkeling moet doorgaan. En we willen ons in het echt graag meten met commando’s uit andere landen.”
„De landmacht is altijd een redelijk introverte organisatie geweest”, vult Peter van Uhm aan. „We zijn in de regel meer met onszelf bezig geweest dan met de buitenwacht. We moeten ons laten zien, niet alleen aan de politiek maar ook aan de buurman die zich ’s ochtends afvraagt wat die man in dat rare pakje toch gaat doen.”
De Van Uhms hebben minister Kamp van Defensie aan hun zijde. Begin vorige maand liet Kamp weten dat Nederland bereid moet zijn speciale troepen, zoals de Luchtmobiele Brigade en commando’s, in te zetten aan het begin van militaire conflicten, waar ook ter wereld. De troepen zijn er niet alleen om te oefenen. Inzet in de frontlinie behoort tot de mogelijkheden.
En dus vertrokken zeventig commando’s vorig weekend naar de woestijn in Irak. De speciale troepen zijn volgens Kamp nodig omdat het in de ’Nederlandse’ provincie al-Muthanna nu minder heet is dan deze zomer. Er trekken dan meer mensen door het woestijngebied. Kamp denkt dat de commando’s de veiligheid van de ruim 1000 Nederlandse manschappen kunnen vergroten.
Pas gisteren sprak de Tweede Kamer over het sturen van de commando’s. Terwijl ze er allang zijn.
„Op verzoek van de minister gaan wij.”
Met alle risico’s van dien?
„We zijn niet de blinde uitvoerders. Natuurlijk vragen we ons persoonlijk af wat de gevolgen zullen zijn. We voelen ons volstrekt verantwoordelijk voor onze mensen.”
De Tweede Kamer stemde gisteravond in grote meerderheid in met het kabinetsbesluit om de missie in Irak met zes maanden te verlengen. Alleen SP en GroenLinks waren tegen. Alle kamerleden spraken hun zorgen uit over de risico’s voor de Nederlandse militairen. Ze lieten merken bevreesd te zijn dat er de komenden maanden ook Nederlandse slachtoffers kunnen vallen.
Na de Amerikanen en de Britten en organisaties zoals de Verenigde Naties en het Rode Kruis werden recentelijk ook Italianen en Spanjaarden het slachtoffer van terroristische aanvallen of hinderlagen.
Vooral de negentien Italiaanse doden door een aanslag op het Italiaanse hoofdkwartier vorige maand, op 80 kilometer van het hoofdkwartier van de Nederlandse mariniers, heeft bij kabinet en Tweede Kamer het besef doen groeien dat Nederlanders ook het slachtoffer kunnen worden van zelfmoordaanslagen in Irak.
In maart 2004 neemt de Koninklijke Landmacht de leiding over SFIR in Irak over van de Koninklijke Marine. SFIR-3 is grotendeels samengesteld uit eenheden van 41 Gemechaniseerde Brigade. De kern wordt gevormd door 42 Pantserinfanteriebataljon Limburgse Jagers uit Seedorf, aangevuld met een compagnie van 12 Infanteriebataljon Luchtmobiel uit Schaarsbergen. Daarnaast zijn diverse ondersteunende eenheden, zoals genie en logistiek, bij de eenheid ingedeeld. Deze zijn eveneens afkomstig uit Seedorf.
Peter van Uhm weet dat zijn mensen bereid zijn om uitgezonden te worden. „Als ik hier roep dat het weer zo ver is beginnen ze bij wijze van spreken hun tassen al te pakken. Maar we hebben steeds meer met het thuisfront te maken. Van militairen kan ik eisen dat ze gaan, van het thuisfront niet.”
Daar komt bij dat sommige militairen al vele keren weg zijn geweest: Bosnië, Cyprus, Macedonië en Afghanistan; de plekken op de wereldkaart waar Nederlandse militairen actief waren en zijn stapelen zich op.
Marc: „Militairen zijn pas inzetbaar als het thuisfront ook inzetbaar is. Als gezinnen niet meer achter de militairen staan, kunnen de mannen in uniform niet meer goed functioneren.”
Via het werk zien de Van Uhms elkaar niet veel. De brigadegeneraal werkte tot vandaag op de kazerne in Schaarsbergen en vanaf maandag in Den Haag, het kantoor van de kolonel staat in Roosendaal.
Ze wonen beiden in het Noord-Brabantse Grave. Al 25 jaar. „Op 1 kilometer afstand van elkaar.” Geheel toevallig is de plaats deze week het decor van een grote oefening van de Luchtmobiele Brigade met als doel het veroveren van de Maasbrug. „Gisteravond hing er een Apache-gevechtshelikopter boven mijn huis.”
Thuis en op verjaardagen gaat het bijna nooit over de krijgsmacht. „Heel even wordt het maar gedoogd, maar dan staat het echte gezag op. We hebben beiden zelfstandige vrouwen. Die zijn thuis de baas.”
De broers Van Uhm hebben ieder een zoon en een dochter. De zoon van Peter zit -hoe kan het ook anders?- op de KMA. Hij stroomt binnenkort in bij de rode baretten. „Mooi op tijd. Pappie is net weg.”
Toen het jochie 8 jaar was ging Van Uhm een keer met hem naar de sportdokter. Die vroeg aan de jongen wat hij later ging doen. „Hetzelfde als papa”, zei hij, „maar dan niet met zo veel papier.” Toen ik aan hem vroeg waarom hij hetzelfde werk wilde doen, antwoordde hij: „Je komt bijna iedere dag lachend thuis.””
Ons vak is doen, doen, doen, zei u eens.
„Klopt. Wij als commandanten zijn er voor de mannekes en de vrouwkes. Wij moeten ervoor zorgen dat zij de beste opleiding krijgen en in het veld de beste overlevingskansen hebben.”
Ambities om bevelhebber van de landmacht te worden?
„Die hebben we straks niet meer. We doen ons werk goed, allebei. Je kunt 26 uur per dag werken door een uur eerder op te staan en een uur later naar bed te gaan. Tot nu toe worden we daarvoor gewaardeerd. De landmacht biedt kansen, wij grijpen ze.”