Bicanic ondervroeg een groep van 300 meisjes die met hun ouders psychologische hulp zochten. Uit haar onderzoek blijkt dat slechts de helft van deze groep binnen een week na de verkrachting hebben verteld wat hen is overkomen.

Volgens de onderzoekster kunnen problemen door ongewenste zwangerschap en soa’s als hepatitis en zelfs hiv worden voorkomen als het slachtoffer snel medische hulp krijgt. Ook kunnen in de eerste week nog lichaamssporen worden veilig gesteld voor forensisch onderzoek. „Daarna is het gewoon te laat”, zegt Bicanic. Psychische hulp in een vroeg stadium kan voorkomen dat het slachtoffer later vastloopt, aldus de onderzoekster.

Vooral meisjes die verkracht worden door iemand die dichtbij ze staat houden het langer voor zich, concludeerde zij. Veel meisjes willen het gebeurde zo snel mogelijk vergeten. „Een gemiste kans”, zegt Bicanic. „Deze groep blijkt psychisch, seksueel en biologisch slechter te functioneren dan meisjes die geen verkrachting hebben meegemaakt.”

Bicanic is betrokken geweest bij de opening van de eerste van de drie Centra Seksueel Geweld (CSG), het CSG Utrecht. In zo’n centrum werken politie, artsen, verpleegkundigen en psychologen samen. Volgens de onderzoekster melden zich gemiddeld twee slachtoffers per week in het centrum in Utrecht. „Als je bedenkt dat er jaarlijks 20.000 nieuwe gevallen van verkrachting zijn, is dat slechts het topje van de ijsberg”, aldus Bicanic.

In totaal moeten er 12 van dit soort ‘rape centers’ in Nederland komen. Die worden gesubsidieerd door het Fonds Slachtofferhulp. Eind 2015 moeten al die centra geopend zijn.

Bicanic promoveerde donderdag op haar onderzoek.