Dat concludeert de Raad van State in een woensdag gepubliceerde uitspraak. Avebe beraadt zich op een mogelijke miljoenenclaim voor de geleden schade.

VROM weigerde in 1999 een in 1996 aan Avebe verleende vergunning voor aardappelteeltproeven te verlengen. Toenmalig minister Pronk wilde wegens de onzekerheid over de effecten van het genetisch veranderde materiaal geen enkel risico nemen. Hij vreesde dat genetisch veranderd materiaal zich via diervoeder in de voedselketen zou verspreiden en daarmee gevaar kon opleveren voor de volksgezondheid.

Avebe was er op basis van onderzoeken van overtuigd dat het veranderde genetisch materiaal geen enkele bedreiging vormde. De Raad van State is het op grond van de toen beschikbare onderzoeksgegevens met Avebe eens dat er geen sprake was van een onaanvaardbaar risico. Bovendien had Avebe verzekerd dat het materiaal niet in diervoeder zou terechtkomen.

Als gevolg van de weigering gingen in 1999 de twee aardappelrassen Apriori en Apropos verloren, waardoor Avebe grote schade leed. Het bestuursrechtscollege heeft om die reden besloten de rechtszaak te heropenen om de hoogte van het door Avebe geclaimde schadebedrag vast te stellen. Het zetmeelbedrijf schat de geleden schade op minimaal 7,7 miljoen euro.

Een woordvoerder van Avebe zegt dat het bedrijf zich eerst moet beraden op de uitspraak. „Maar de insteek is om de schade terug te halen.” Avebe moest destijds kosten maken voor het terughalen van de pootaardappelen en leed bovendien omzetverlies omdat het bedrijf minder zetmeel kon verkopen. Het bedrijf ging door met onderzoek en is inmiddels bezig met de tweede generatie genetisch gemodificeerde aardappelen.

Ook het ministerie van VROM spelt de uitspraak tot op de letter. Het wacht ondertussen af wat Avebe gaat doen, aldus een woordvoerder.