Economen bezorgd over loonkloof
AMSTERDAM. Nederlandse topeconomen maken zich zorgen over de toenemende inkomensongelijkheid in Nederland.
Dat bleek maandag uit een peiling van economenpanel Me Judice onder 46 economen. Meer dan de helft van hen (ruim 56 procent) vindt de groeiende inkomensongelijkheid in Nederland verontrustend en een bedreiging voor het sociaal evenwicht. Ruim 18 procent is het daar niet mee eens.
Jaap van Duijn, oud-directeur van Robeco en hoogleraar in Rotterdam en Amsterdam, meent dat werknemers steeds vaker aan het kortste eind trekken. „Tussen 1950 en 1980 was de factor arbeid aan de winnende hand, sinds 1980 verliest arbeid terrein, ten gunste van kapitaalverschaffers en de top van het management.” Die beweging moet volgens hem stoppen, „anders bijt de hond in de eigen staart.” Volgens econoom Sweder van Wijnbergen (Universiteit van Amsterdam) leidt toenemende ongelijkheid „tot polarisering en een onstabiel ondernemingsklimaat.” Zijn Amsterdamse collega Bernard van Praag noemt de oplopende verschillen zelfs absurd. „Er is een elitevorming aan de gang. De Franse en de Russische revolutie zijn voorbeelden van hoe dat kan aflopen. Het gevaar van revoluties op een termijn van circa tien tot twintig jaar is denkbaar.”
De economen die geen verontrustende tweedeling in Nederland zien, wijzen er vooral op dat het gat tussen lage en hoge inkomens in Nederland fors kleiner is dan in bijvoorbeeld de VS. „In andere landen is de inkomensongelijkheid veel groter”, aldus Rick van der Ploeg, hoogleraar aan de universiteit van Oxford. En ook volgens Bart van Ark, hoofdeconoom van de Amerikaanse Conference Board, zijn er „in tegenstelling tot de VS, geen duidelijke tekenenen dat de inkomensverdeling in Nederland in z’n algemeenheid een bedreiging aan het vormen is.”
Gerard van den Berg, econoom aan de Duitse universiteit van Mannheim, maakt zich meer zorgen over het in zijn ogen „zeer riante inkomen” van Nederlandse uitkeringsontvangers dan de inkomensongelijkheid. „Dat lijkt me verontrustender; het drukt het besteedbaar inkomen van de middeninkomens omlaag.”
Niet alleen de inkomensongelijkheid baart hen zorgen, uit het onderzoek blijkt ook dat 63 procent van de economen vreest dat technologische vooruitgang de positie van de middenklasse op de arbeidsmarkt zal uithollen.
Volgens Sylvester Eijffinger, hoogleraar aan Tilburg University, staat de positie van de middenklasse niet alleen onder druk door robotisering, maar ook door toenemende lastenverzwaringen en afnemende publieke voorzieningen. „De grens voor de middenklasse is reeds gepasseerd”, zegt hij. Eijffingers „grootste zorg” is dat de toekomende inkomensongelijkheid „de sociale cohesie aantast en resulteert in meer politieke instabiliteit in ons land.” Volgens Van der Ploeg leidt het wegvallen van de middenklasse „politiek bezien tot een aardverschuiving.” Paul de Beer, Universiteit van Amsterdam, ziet naast bedreigingen ook kansen. „Als door technologie routinematige functies op middenniveau verdwijnen, ontstaat er meer ruimte om niet-routinematige functies te vervullen, die er volop zijn en blijven zullen.”