Politiek mag trots zijn op grondrechten
De rechtsstaat zit de democratie niet in de weg, maar is daar juist een voorwaarde voor, stelt Ernst Hirsch Ballin.
In een democratische rechtsstaat is de verhouding tussen degenen die politieke verantwoordelijkheid dragen en degenen die in het rechtsbestel verantwoordelijkheid dragen van groot belang. Ik zou bezorgd zijn als wij hier op een spoor komen van een tegenstelling tussen de wereld van het recht en die van de politiek. Misschien ben ik mij daarvan des te scherper bewust omdat ik met veel genoegen van beide werelden deel heb uitgemaakt. Ik heb vaak het gevoel gehad dat er een wederzijds risico is dat we elkaar niet verstaan en niet begrijpen hoe belangrijk het is dat de democratische rechtsstaat als een geheel wordt gezien. Democratie en rechtsstaat zijn niet los verkrijgbaar.
Soms wordt dat wel gesuggereerd. Een voorbeeld daarvan is dat een van de leden van de Tweede Kamer mij in de tijd dat ik achter de regeringstafel zat, op een gegeven moment vroeg, als het ware verlangend naar een bevestigend antwoord, of ik niet erg veel last had van dat Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Zijn vraag had betrekking op vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid. Mijn antwoord was ontkennend. Natuurlijk zijn er situaties geweest, en zullen die zich in de toekomst ook voordoen, waarin een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of van een andere rechter aanleiding moet geven tot een herziening van het beleid. Maar daar hebben wij dat hof ook voor. Mijn antwoord was dan ook dat wij democratisch zelf hebben gewild dat ons rechtsstelsel gebonden zou zijn aan de Europees aanvaarde rechtsnormen op het gebied van de rechten van de mens.
Het is van groot belang te blijven zien dat instellingen zoals het Hof voor de Rechten van de Mens, maar ook onze Grondwet het resultaat zijn van een politieke strijd. Daar moeten wij in de politiek niet op reageren in termen van: daar hebben wij last van. Wij hebben het zelf zo gewild. Wij hebben dus ook gewild dat we geconfronteerd kunnen worden met uitspraken die aanleiding geven tot correctie. Daarom hebben bepalingen van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie in onze rechtsorde een hogere rang gekregen dan bepalingen in hoofdstuk 1 van onze Grondwet.
Waarborgen
De waarborgen van het recht voor mensen die in de knel komen, maar ook voor degenen die initiatieven nemen en op de een of andere manier ondernemend zijn, zijn democratisch besloten en democratisch gewenst en dus ook iets waar de politiek trots op mag zijn. Maar dat ze democratisch tot stand zijn gekomen betekent niet dat ze voortdurend speelbal kunnen zijn van de politiek en dat op elk moment dat er zich iets haar onwelgevalligs lijkt voor te doen de politiek als het ware aan de knoppen van het referentiekader moet gaan draaien. Dat geldt heel in het bijzonder voor de grondrechten.
Er wordt vaak over grondrechten gesproken in termen van normen die de politiek in toom houden. Zeker, er zijn situaties waarin ze die betekenis hebben en moeten hebben, maar ik maak me zorgen dat zo her en der de gedachte de kop opsteekt dat fundamentele rechten en democratie elkaars tegenpool zijn: alsof de werking van grondrechten afbreuk doet aan de ontplooiing van de vrije democratie. Dat is een gevaarlijk misverstand.
Het is, zou ik willen zeggen, net andersom. Een democratisch staatsbestel wint aan houdbaarheid en overtuigingskracht door die binding aan de grondrechten die de democratie zelf heeft gewild en heeft aanvaard. Een democratie moet altijd iets waarmaken dat op het eerste gezicht onmogelijk is, namelijk dat bij meerderheid beslissen de vorm van beslissen van de democratie is en toch ten opzichte van de minderheid legitiem gezag blijft. Het blijft legitiem gezag ten opzichte van de minderheid omdat meerderheid en minderheid gezamenlijk weten dat de meerderheidsbesluitvorming aan die fundamentele rechten gebonden is. Daarom wordt daarover besloten in de bijzondere vorm van een tweederdemeerderheid en in de processen van internationale afstemming die tot een verdrag leiden.
Gezamenlijkheid
Die overtuigingskracht van de democratie heeft het nodig dat meerderheid en minderheid een gezamenlijke grondslag hebben. Dat is de Grondwet met zijn grondrechten. Omdat en zolang die voor de minderheid verzekerd zijn en dus de meerderheid alleen „limited government”, zoals dat in de historie is genoemd, mag uitoefenen, zijn de stabiliteit en de legitimiteit verzekerd. Zo helpen het tweederdevereiste en het rechterlijk toezicht om de gezamenlijkheid van onze democratische rechtsstaat in stand te houden.
De auteur is oud-minister van Justitie en hoogleraar rechten van de mens aan de Universiteit van Amsterdam en hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht aan Tilburg University. Dit artikel is een bewerking van een toespraak die hij eerder deze maand hield voor een deskundigenbijeenkomst van de commissie veiligheid en justitie van de Eerste Kamer.