Ouders bezorgd over gevolgen nieuwe Jeugdwet
DEN HAAG. De Eerste Kamer heeft deze week de Jeugdwet aangenomen. Daardoor zijn gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Vooral ouders van kinderen met psychiatrische ziekten houden hun hart vast.
Laten we hem Guus noemen. Guus is acht jaar en heeft een combinatie van autisme en ADHD. In het weekend is hij bij zijn ouders, doordeweeks in een kliniek met diverse andere kinderen die een psychiatrische ziekte hebben, zoals psychoses en ernstige depressies.
Guus kan niet de hele week bij zijn ouders wonen of naar een gewone school gaan. Hij slikt weliswaar al vanaf zijn derde medicijnen en heeft daardoor minder woedeaanvallen dan vroeger, maar desondanks wordt het hem nog wel eens te veel. Dan gaat het niet zoals hij wil, ontstaat er kortsluiting in zijn hoofd en is hij volkomen onhandelbaar.
Guus kan niet zonder deze specifieke zorg, maar zijn ouders weten niet zeker of dat zo zal blijven. Ze vrezen de gevolgen van de nieuwe Jeugdwet, die deze week door de Eerste Kamer werd aangenomen. De toegang tot de (geestelijke) gezondheidszorg voor jongeren tot 18 jaar is in deze wet anders geregeld dan nu.
Op dit moment hebben ouders tegenover hun zorgverzekeraar een recht op die vorm van jeugd-ggz die volgens de polis is verzekerd. In de nieuwe situatie is niet de zorgverzekeraar maar de gemeente aan zet. De gemeente moet regelen dat een kind dat jeugd-ggz nodig heeft deze zorg ook kan krijgen. Daarom heeft elke gemeente volgens de nieuwe wet een jeugdhulpplicht; een plicht om voorzieningen te treffen waar ouders terechtkunnen als er problemen zijn.
Als een huisarts constateert dat een kind jeugd-ggz nodig heeft, mag hij de ouders daar, net zoals nu, rechtstreeks naar doorverwijzen. In eerste instantie zal de behandeling echter worden gegeven door een van de instellingen voor jeugd-ggz waarmee gemeenten een contract zijn aangegaan. Veel ouders vrezen daardoor dat hun kind op termijn van instelling moet veranderen. Of, erger nog, dat gemeenten naar goedkopere alternatieven op zoek zullen gaan.
Gemeenten moeten de jeugdzorg namelijk uitvoeren met minder geld dan nu. In 2017 wil het kabinet 450 miljoen op de kosten van jeugdzorg besparen. Gemeenten moeten deze zorg daarom zo efficiënt mogelijk organiseren. Ouders vrezen dat daardoor het zorgaanbod verschraalt.
Staatssecretaris Van Rijn van VWS heeft de Senaat toegezegd dat er een onafhankelijke commissie komt, die alle veranderingen in de gaten zal houden. Mede om die reden konden partijen zoals CDA, ChristenUnie, SGP en D66 alsnog instemmen met de veranderingen in de jeugdzorg.
De onzekerheid bij ouders van kinderen met psychiatrische problemen is daarmee allesbehalve verdwenen. Ze vragen zich af hoe een gemeente gaat bepalen op welke zorg hun kind recht heeft, waar je die zorg mag gaan halen en of het mogelijk blijft dat hun kinderen intensief worden behandeld. Ook veel organisaties van kinderartsen, jeugdwerkers en jeugdpsychiaters vrezen dat de zorg afhankelijk wordt van de grillen van de lokale politiek.
Momenteel zijn er ongeveer 200.000 kinderen met licht verstandelijke beperkingen, psychiatrische problemen, verslavingsproblemen of kinderen die door complexe problemen niet meer thuis kunnen wonen. Staatssecretaris Van Rijn verzekert dat er voor jongeren altijd passende zorg zal zijn. Voorzitter Jorritsma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zei onlangs echter: „Bij de jeugdzorg worden jongeren niet meer naar de psychiater gestuurd, maar naar de voetbalclub.”
„Een ongelukkige uitspraak”, vond Van Rijn, maar de zorgen van met name ouders worden er wel door vergroot. Niet voor niets vreest kinderombudsman Marc Dullaert dat het ene kind betere zorg zal krijgen dan het andere. En dat vooral jongeren met de ernstigste problemen, zoals Guus, tussen wal en schip zullen vallen en niet meer de zorg krijgen die ze zo hard nodig hebben.