Varkenshouderij in de knel door strenge regels en lage verdiensten
De varkenshouderij verkeert in zwaar weer. De maatschappelijke druk op de sector is hoog, de verdiensten zijn onder de maat. Wettelijke regels, strenger dan waar ook in Europa, leiden tot hoge kosten. Steeds meer varkensboeren –naar eigen zeggen de beste vakmensen ter wereld– hangen de harp aan de wilgen.
De zeugen van Gijs van de Lagemaat in Lunteren scharrelen door de stal. Af en toe lurkt er een aan een drinknippel. Een ander dier haalt bij een automatisch voerstation haar portie brok. De meeste varkens liggen tevreden te knorren in het strobed. Van de Lagemaat houdt zijn moederdieren in groepen, zoals dat sinds begin 2013 in heel Europa verplicht is. Wat overigens niet wil zeggen dat elk land zijn zaakjes al op orde heeft. In januari stuurde de Europese Commissie nog een aanmaning naar zes lidstaten.
De Gelderse boer heeft niets te verbergen. Iedereen is welkom om vanuit een skybox een blik in zijn stal te werpen. Ook 25 collega’s elders in het land hebben zo’n zichtstal, een fenomeen dat is overgenomen van de pluimveehouderij. Het charmeoffensief is hard nodig: de gemiddelde ‘burger’ weet nauwelijks waar zijn stukje vlees vandaan komt maar ergert zich wel aan de steeds grotere stallen die hij op het platteland ziet oprijzen. Dat stallen steeds groter worden, heeft echter alles te maken met milieu en dierenwelzijn. Alleen door meer omzet te maken –dus meer dieren te houden– kunnen boeren de vereiste aanpassingen van hun stallen terugverdienen.
Schaalvergroting
De varkenshouderij heeft sinds de eeuwwisseling een enorme schaalvergroting en specialisatie ondergaan. Cijfers van het sociaaleconomisch onderzoeksinstituut LEI, onderdeel van Wageningen UR, spreken boekdelen. Telde Nederland in 2000 pakweg 14.500 varkensboeren, nu zijn dat er nog zo’n 5500. Een teruggang van ruim 60 procent, dat is meer dan in enige andere tak van de landbouw. Het totale aantal varkens is daarbij vrijwel gelijk gebleven –ruim 12 miljoen– zodat het aantal dieren per bedrijf sterk is gestegen.
Melkveehouders en akkerbouwers met varkens als neventak zijn er nauwelijks meer. Negen van de tien varkens leven tegenwoordig op een gespecialiseerde varkenshouderij. Zeugenbedrijven –die biggen produceren voor de vleesvarkenshouderij– houden tegenwoordig gemiddeld ruim 600 moedervarkens. Een doorsnee vleesvarkensbedrijf telt 1600 dieren.
„De Nederlandse varkenshouders zijn vakmensen en de beste ter wereld”, vindt Maarten Rooijakkers, voorzitter van de vakgroep varkenshouderij binnen boerenorganisatie LTO. Toch luidde hij eind januari in een open brief aan staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) de noodklok. Varkenshouderijen dreigen om te vallen door kostenverhogende regelgeving, schreef Rooijakkers.
De voorman bekritiseerde onder meer het besluit van Dijksma begin december dat het stelsel van zogenoemde dierrechten in de varkenshouderij voorlopig blijft bestaan. Dit betekent dat boeren hun bedrijf alleen kunnen uitbreiden als ze de productierechten van een (stoppende) collega overnemen. En dat kost veel geld. Dijksma besloot hiertoe om de mestberg in te dammen. In het alternatief waar de varkenshouderij voor ging, industriële verwerking van mest, heeft ze nog onvoldoende vertrouwen.
Maar er is meer waar de varkenshouders niet vrolijk van worden. De kosten van destructie (verwerking van kadavers) en de tarieven van voedselwaakhond NVWA gaan omhoog. Ook moeten varkens voortaan weer bij het laden van de vrachtauto (”aan de klep”) worden gekeurd, omdat Dijksma twijfels heeft bij het door de sector beheerde (goedkopere) systeem van stalkeuring.
Verwerpen
En dan is daar nog de zogenoemde vierdageneis voor zeugen, die sinds 1 januari van kracht is. Waar volgens Europese regels zeugen na inseminatie (kunstmatige bevruchting) nog 28 dagen apart mogen worden gehouden, moeten ze in Nederland al na 4 dagen terug de groep in. Daar gaan de nog bronstige varkens meestal een robbertje vechten, met kans op verwondingen en op verwerping van de vruchtjes.
De varkenshouders zijn boos. Zo boos, dat ze Dijksma via de rechter willen dwingen de maatregel in te trekken. LTO trekt hierbij samen op met de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), de meer radicale belangenorganisatie die twintig jaar geleden werd opgericht door de legendarische boerenactieleider Wien van den Brink.
NVV-vicevoorzitter Theo Duteweerd –die in Mariënheem 3000 vleesvarkens houdt– legt uit dat de schade op sommige bedrijven enorm is. „Als een zeug gaat verwerpen, eten andere zeugen de vruchtjes op. In de embryo’s zit een hormoon –prostaglandine– dat ervoor zorgt dat de geboorte op gang komt. En daardoor verwerpen die zeugen zelf ook. Je kunt dus een kettingreactie krijgen. Er zijn bedrijven met 50 tot 60 procent verwerpers in de groepen. Dat is een enorme schadepost.”
Zeugenhouder Gijs van de Lagemaat kent het probleem maar heeft er op zijn eigen bedrijf minder last van. „Het speelt vooral in stallen waar de zeugen in vaste groepen worden gehouden. Bij ons lopen alle zeugen bij elkaar in één grote ruimte, dieren die pas geïnsemineerd zijn én dieren die al bijna naar de kraamstal moeten. Daardoor heb ik meer rust in de stal.”
De verdiensten in de varkenshouderij zijn intussen niet best. Het LEI raamt het gemiddelde inkomen dat het bedrijf oplevert op 45.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (per werkende, zonder dat er loon is berekend). Vleesvarkensbedrijven doen het met 36.000 euro minder goed dan zeugenbedrijven (54.000 euro). Houd je wel rekening met een normaal loon, dan zou een vleesvarkenshouder volgens Duteweerd op dit moment ongeveer 1,80 euro per kilo voor zijn dieren moeten krijgen. In werkelijkheid krijgt hij maar zo’n 1,50 euro.
„Er is in de varkenshouderij best nog een boterham te verdienen, maar je kunt geen tegenslag hebben”, zegt de NVV-bestuurder. „Reserveren is in beide takken al een jaar of zes niet meer mogelijk. Veel boeren hebben fors geïnvesteerd in rechten voor ammoniakemissie. Zit het een jaar tegen, dan kom je niet rond. De banken zijn kritischer. Je ziet nu dat boeren die het moeilijk hebben rekeningen van bijvoorbeeld de voerleverancier voor zich uitschuiven. Daar zijn anderen weer de dupe van: de voerleverancier verhoogt voor iedereen de prijs om zijn eigen rentelasten terug te verdienen.”
Liberalisering
Krijn Poppe, economisch onderzoeker bij het LEI, bevestigt dat de varkenshouderij in zwaar weer terecht is gekomen. De melkveehouderij heeft betere toekomstkansen, vandaar dat staatssecretaris Dijksma die sector wél groeikansen geeft. Poppe wijst op de toenemende liberalisering van de wereldhandel, die voor de zuivel gunstig is maar de varkensboeren bedreigt. „Voorheen werd de varkenshouderij in Europa redelijk beschermd tegen importen uit landen als Canada, de VS en Brazilië. Maar die muur wordt afgebroken.”
Het is voor Poppe een teken aan de wand dat veel varkenshouders geen opvolger hebben. „Jongeren gaan liever wat anders doen omdat het perspectief van de sector somber is. De concurrentie uit het buitenland is groot en de kosten voor milieu en dierenwelzijn drukken op het rendement. Ook het voer is duur door de grote vraag naar soja en granen wereldwijd. In de jaren 90 werden slechte jaren nog regelmatig gevolgd door pieken, waarmee de slechte jaren konden worden gecompenseerd. Dat zien we nu al een jaar of tien niet meer.”
Daar staat tegenover dat de Nederlandse varkenshouderij in technisch opzicht op eenzame hoogte staat, vindt Poppe. „Dat is de reddingslijn.” Bovendien is het volgens hem tijd voor een nieuw verdienmodel. „Tot nu toe draait alles om een zo laag mogelijke kostprijs in plaats van toegevoegde waarde. Maar kijk eens wat de zuivel gedaan heeft, of de olijfoliesector in Zuid-Europa. Vanouds was melk een bulkproduct, nu ligt er een enorme diversiteit aan zuivelproducten in de winkel. Zoiets moet met varkensvlees ook kunnen.”
Kroonjuweel
Wie de ontwikkeling daarvan moet betalen? Dat is momenteel inderdaad lastig, erkent Poppe. Slachterijen zitten niet goed bij kas. Gigant Vion bijvoorbeeld heeft net zijn kroonjuweel, de divisie ingrediënten, moeten verkopen om het hoofd boven water te houden. „Ik denk dat veehouders, slachterijen en retail het samen moeten oppakken. En misschien is er ook wat subsidie voor te krijgen vanuit het Europees landbouwbeleid”, denkt Poppe.
De zeugen van Van de Lagemaat scharrelen vrolijk verder. In de skybox boven de stal hield een groep studenten onlangs een debat over de toekomst van de varkenshouderij. Een van de deelnemers vond dat de Nederlandse boeren door alle eisen op achterstand worden gezet. „Wat we hier zien kost veel meer dan zeugen apart ophokken, zoals ze in Brazilië nog steeds doen. Maar daar malen de supermarkten niet om: varkensvlees is voor hen varkensvlees. Als ons vlees te duur is, halen ze het gewoon uit Zuid-Amerika. Nederland produceert het veiligste voedsel ter wereld. Dat moeten we van de daken schreeuwen.”