WAGENINGEN. Henk en Gerda van Zetten hebben het druk, vlak voordat het ooievaarsseizoen begint. „Donderdag heb ik een nest geplaatst, volgende week lever ik er twee af en de week daarop weer twee.” Zo’n vijftig ooievaarsnesten maakt het echtpaar uit Wageningen per jaar, sinds enige tijd ook voor afnemers in België.
Het begon veertien jaar geleden met een ooievaarspaar dat op het boerenerf rondscharrelde. Een oud karrenwiel kreeg provisorisch een tweede leven als onderkomen voor vader en moeder ooievaar en naderhand ook enkele jongen. Een kennis van de Van Zettens wilde eveneens een nest, snel volgde een tweede opdracht en nu vormen de ooievaarsnesten een volwaardige neventak van het agrarische bedrijf van het echtpaar.
Henk en Gerda van Zetten bouwen de nesten samen. Op een gelast en gebogen stalen frame vlechten ze wilgentenen. Dat basisnest, met een doorsnede van 135 centimeter, komt zo’n 10 meter hoog op een houten paal te staan, die een kleine 2 meter in de grond wordt geplant en voor de stabiliteit door drie houten schoorpalen wordt ondersteund. Henk van Zetten: „Wij kiezen voor hout. Natuurlijk materiaal oogt beter in het landschap.”
Het bouwen van de nesten is een arbeidsintensieve klus, zegt Gerda van Zetten. „De wilgentenen, die we zelf telen, moeten een voor een worden ingevlochten. We gebruiken eenjarige tenen, die zijn het buigzaamst.”
De nesten kunnen ook als bouwpakket worden geleverd. Toch plaatst Henk van Zetten de meeste zelf. „Ter plekke huur ik dan een kraan of hoogwerker, want zonder dat gaat het niet.”
Een plek nabij weilanden is volgens Van Zetten de geschiktste locatie voor een nest. „Daar komt een ooievaar het beste aan zijn voedsel, vooral wormen, muizen, mollen en kikkers. Maar we hebben ook een paar nesten in Amsterdam geplaatst, midden in de stad.”
Van Zetten levert aan gemeenten, natuurorganisaties, waterschappen en particulieren. „Uit de aanvragen merken we de laatste jaren dat mensen natuurbehoud belangrijker zijn gaan vinden.”
Dat doet de Wageninger goed, niet alleen omdat hij er voor een deel zijn brood mee verdient, maar ook omdat hij de eerste nesten vooral bouwde om de ooievaar in Nederland te laten terugkeren. „Ongeveer 25 jaar geleden waren er nog maar enkele ooievaarsparen. De ooievaar was in Nederland bijna uitgestorven. Nu zijn er weer 800 bewoonde nesten.”
Gerda van Zetten: „De ooievaar hoort bij Nederland. Denk maar aan de volksverhalen over de ooievaar als brenger van geluk en nieuw leven. Deze vogel spreekt toch meer tot de verbeelding dan bijvoorbeeld een reiger.” Haar man: „Het is een prachtig gezicht als je een ooievaar statig door het weiland ziet lopen. Mensen die langsfietsen, stappen af om ernaar te kijken.”
Van Zetten kan afnemers niet garanderen dat het geleverde nest snel wordt bewoond. „Soms is er al na een week een paar op het nest, soms duurt het twee jaar.”
Heeft een ooievaarsstel eenmaal zijn nest gevonden, dan keert het daar meestal jaarlijks naar terug. Ook Van Zettens eerste nest op eigen erf heeft zijn vaste bewoners, al veertien jaar lang.