Johannes 20:15
„Jezus zei tot haar: „Vrouw, wat weent Gij, Wie zoekt gij”?”
Niet altijd komt God de Heere zo in ’t begin als tot Daniël, en niet allen wedervaren wat Johannes overkwam, die zelfs huppelde in zijn moeders schoot over Jezus’ ontmoeting. Die verschijning wordt bij sommigen wat uitgesteld. De Heere wil dan dat ze meer zoeken, evenals de vrouwen bij het graf, voordat zij Hem vinden.
Die vrouwen toonden wel hun ernst in het zoeken van de gekruisigde Jezus, maar vonden Hem niet terstond. Zij zagen wel de engelen die getuigden van Jezus’ opstanding, maar Jezus zagen zij niet. Het graf was leeg, en hun ogen zagen niets dan de begrafenisdoeken en het lijkgewaad, maar niet het begeerde lichaam.
Als de vrouwen aan het graf komen sommigen tot de tafel des Heeren. Zij merken wel de engelen der gemeente op, maar de tafel is leeg en het schijnt maar enkel brood en wijn dat zij daar deelachtig werden. Totdat de Heere Jezus Zich eindelijk ontdekt en Zich verklaart aan de ziel, zoals Hij op Zijn tijd deed aan de liefhebbende vrouwen. De Heere God geeft ook aan allen niet evenveel, sommige zielen baden als in een zee van troost, anderen hebben maar weinig druppeltjes, ja, zijn geheel droog. Sommigen geeft God goud, anderen zilver, anderen ook koper, ja, slechts glas. Hierin houdt Hij Zijn vrijheid en doet naar Zijn eeuwig welbehagen.
Simon Simonides, predikant te ’s-Gravenhage
(”Leidsman der zwakken aan des Heeren heilige tafel”, 1666)