Terugtrekkende overheid heeft straks kerk nodig
NIJKERK. Als de overheid zich de komende jaren zal terugtrekken, zullen de schijnwerpers op de kerken komen te staan, meent Arie Slob, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer.
Hij sprak zaterdag in Nijkerk tijdens de jaarlijkse diaconale ontmoetingsdag van Luisterend Dienen, het diaconale programma van de Protestantse Kerk en de GZB. Het bezoekersaantal was met 170 ongeveer het dubbele van vorig jaar. Het thema luidde: ”Diaconaat in de participatiestaat”.
In zijn openingswoord constateerde dagvoorzitter Evert Jan Hazeleger, programmamanager van Kerk in Actie, dat er steeds meer diaconale taken op de kerken afkomen. „Soms lijkt het dat de overheid zich steeds verder terugtrekt zonder te zorgen voor goede voorzieningen”, stelde hij.
Desgevraagd zei hij te vinden dat de overheid zich op sommige gebieden te ver terugtrekt, waardoor bepaalde groepen niet voldoende ondersteund worden. Als voorbeeld noemde hij het gat dat lijkt te ontstaan als de gemeenten per 1 januari 2015 een aantal zorgtaken van de rijksoverheid overnemen. Hij roept de politiek op om deze leemte te dichten.
Politicus Slob ging daar tijdens zijn toespraak en een daaropvolgende workshop niet op in. Hij vindt het voor de kerken meer vruchtbaar om te kijken naar de kansen die er liggen. Het idee dat de overheid meer taken bij de samenleving neerlegt, juicht hij toe. Het is volgens hem onvermijdelijk dat het gebeurt en het sluit ook aan bij zoals het vroeger was. „De vraag is wel of de samenleving het aankan”, zo voegde hij eraan toe.
De kerk krijgt in deze participatiesamenleving een belangrijke plaats, zei de politicus. „Bij een terugtrekkende overheid zullen de schijnwerpers op de kerken komen te staan. Er zal in de toekomst meer van de kerken gevraagd worden, zowel op financieel gebied als wat betreft de dienstverlening. Het is de vraag of ze er klaar voor zijn. Misschien moeten ze wel eerst wakker geschud worden.”
Er zijn kerken die er niet aan toe zijn, weet het Kamerlid. Hij noemde die kerken waar de kerkgangers niet weten wie er naast hen zit en waar de diaconie de noden van de eigen gemeente niet kent. Daar moet men volgens hem eerst intern orde op zaken stellen, waarna men de blik op de omgeving kan richten.
Slob noemde zijn woonplaats Zwolle als voorbeeld van hoe het kan. „Toen ik in 1993 raadslid werd, dacht ik: „Waar zijn de christenen?” Nu zijn er enorme sprongen gemaakt en doen de kerken veel.” Hij benoemde als concrete zaken de vanuit de kerken geïnitieerde kerstpakkettenactie, waarbij anderen aangehaakt hebben, en het eetcafé.
De politicus raadde diakenen die meer bij de samenleving betrokken willen raken, aan zich eerst goed te oriënteren. Toen Slob net gemeenteraadslid was, ging hij meerdere keren met de soepbus van het Leger des Heils mee om eten uit te delen aan mensen aan de onderkant van de samenleving. Daarvan heeft hij veel geleerd. De ritten versterkten zijn liefde voor de stad en voor de mensen die gedeukt en gebutst zijn door het leven. „Als u geen liefde hebt tot de mensen om u heen wordt het niet veel”, waarschuwde hij. „Deel de liefde met mensen in en buiten de kerk.”
Om niet bedolven te raken onder de grote nood, dienen diakenen hun idealen helder te hebben, aldus Slob. Hij noemde zelf vijf mensen die hem in zijn leven geïnspireerd hebben. De eerste is de Engelsman William Wilberforce, een christenpoliticus die streed voor de afschaffing van de slavernij. Daarna volgt ds. Syb Talma, een Nederlandse predikant uit de negentiende eeuw die zich inzette voor de rechten van arbeiders en aan de basis staat van de christelijke vakbeweging.
Nummer drie en vier zijn de christenen Sjaak en Clara Sies, die de Voedselbank opgericht hebben, „de snelst groeiende bank van Nederland.” De laatste in het rijtje is Toos Heemskerk van Scharlaken Koord, die de slavernij van de prostitutie op de wallen in Amsterdam aan de orde gesteld heeft.
Het is een valkuil om veel te willen doen en snel resultaat te willen zien, aldus de politicus. „We moeten zijn als de jongen met de vijf broden en twee vissen die in Johannes 6 genoemd wordt. Die jongen zonder naam gaf alles wat hij had. Hij wist dat hij het aan Jezus gaf. We moeten doen wat we kunnen, maar we moeten het ook overgeven aan de Heere. Hij zal het werk van onze handen zegenen en vermenigvuldigen.”