Tolerantie voluit Bijbelse gedachte
Tolerantie ten opzichte van andersdenken is Bijbels en een goede richtlijn voor de (lokale) politiek, stelt Ben de Jong.
In de gemeente Ede zijn er de afgelopen jaren, met instemming van de gemeenteraad, verschillende reformatorische kerken gebouwd en verbouwd. De (ver)bouwplannen konden rekenen op warme steun van de christelijke partijen.
Recent moest er worden gestemd over de bouw van een nieuwe moskee (RD 24-1). Een meerderheid van de raad ging akkoord. De SGP en de lokale Gereformeerde Beginselen Partij stemden tegen. Instemming met de bouw van een moskee staat volgens deze partijen haaks op hun christelijke opdracht en de gereformeerde geloofsovertuiging.
Ik ben niet overtuigd van het gereformeerde karakter van deze tegenstemmen. De discussie is naar mijn overtuiging gebaat bij enige nuance.
De reformator Johannes Calvijn is van grote invloed op de protestanten in Nederland. Volgens Calvijn is de gemeenteraad in dienst van God. Raadsleden zijn aangesteld om Zijn eer te beschermen en te verdedigen. Zodra een land protestants was geworden, was er geen ruimte meer voor ketterijen.
Het gedachtegoed van Calvijn vinden we onder meer terug in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar staat dat het „weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst” een van de taken is van de overheid.
Calvijns bereidwilligheid was echter ingegeven door de omstandigheden. Als er sprake was van grote verschillen in de samenleving, handelde hij anders. Met andere woorden: de roep om ketterijen uit te roeien verstomde als de omstandigheden erom vroegen.
De tijd waarin Calvijn leefde, de zestiende eeuw, werd gekenmerkt door ingrijpende conflicten. Het rooms-katholieke machtsblok bestreed het opkomende protestantisme op alle mogelijke manieren. De groeiende invloed van protestanten en angst voor verder bloedvergieten droegen bij aan de wens van beide partijen om te komen tot een vreedzame manier van samenleven. Tolerantie werd beschouwd als noodzakelijk om conflicten te voorkomen.
Mensen als Calvijn, hugenotenleider De Coligny, Pierre Viret, een vriend van Calvijn, en Willem van Oranje maakten zich daar dan ook sterk voor. Zij meenden dat, vanwege de ernst van de situatie, tolerantie tussen protestanten en rooms-katholieken bevolen, ja zelfs werd voorgeschreven door het christelijk geloof.
Het resulteerde in een situatie waarin beide partijen de ruimte kregen om hun eigen erediensten te organiseren, kerken te bouwen en vorm te geven aan hun opvattingen.
Wie deze ontwikkeling in de zestiende eeuw afdoet als bezwijken onder maatschappelijke druk of pragmatisme, vergist zich. Argumenten voor verdraagzaamheid werden geput uit het Nieuwe Testament. Gesteund door de Schrift, kerkvaders en eigentijdse theologen stelden de zestiende-eeuwse protestanten dat geen enkele vorm van dwang is te rechtvaardigen. God heeft geen behoefte aan afgedwongen gehoorzaamheid. Hij wil in liefde worden gediend; dat verdraagt zich niet met dwang. Christus Zelf breekt ook niet in in de levens van mensen; Hij klopt aan en nodigt vriendelijk.
Viret was uiteindelijk zelfs blij dat de Franse burgeroorlog door geen van de partijen was gewonnen. Hij geloofde dat God dit had voorkomen, zodat men niet vertrouwde op de kracht van wapens, maar op de kracht van het Evangelie. Een goede regering die op grond van goede regels, met rechtvaardige rechtspraak, zonder enige hartstocht en zonder aanzien des persoons, het land bestuurt, was volgens hem de oplossing.
In onze multiculturele samenleving is het bovenstaande hoogst actueel. Op grond van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is het onwaarschijnlijk dat een christelijke samenleving in het verschiet ligt. De religieuze en ideologische verscheidenheid in ons land is groot.
Discussies over bijvoorbeeld het bijzonder onderwijs, hoofddoekjes, besnijdenis en de gewetensbezwaarde trouwambtenaar gaan allemaal over de mate waarin Nederland ruimte wil laten en maken voor verschillen. Zonder dat dit ten koste gaat van het samenleven, doen organisaties en groeperingen (inclusief de protestanten) een beroep op ruimte om naar hun overtuiging te kunnen leven. We kunnen deze situatie betreuren, maar het is de realiteit waarin we leven.
Hoe pluriformer de samenleving, hoe meer behoefte aan tolerantie.Zoals eerder beschreven is deze noodzakelijke tolerantie geen religieus relativisme, maar een maatschappelijke regeling die dient om conflicten te voorkomen. Een regeling die de beslissingsvrijheid van mensen respecteert en het overheidsdomein begrenst. Op deze manier creëert de overheid vrede en orde, een klimaat waarin het Evangelie onbelemmerd kan worden verkondigd.
De enige wapens die christenen ter beschikking hebben zijn de verkondiging van het Woord, het goede voorbeeld van hun leven en het gebed.
Als we (lokale) politiek en religie te sterk verbinden, leidt dat mogelijk tot intolerantie ten opzichte van de ander. Dat is ongewenst. God heeft immers niemand opgedragen om anderen te dwingen tot het christelijk geloof over te gaan of andersdenkenden te beknotten in de mogelijkheden om uiting te geven aan hun (geloofs)overtuiging.
Ik hoop dat dit artikel leidt tot een herbezinning op gemaakte en te maken politieke keuzes en bijdraagt aan het eensgezind vormgeven van gereformeerde politiek.
De auteur is actief betrokken bij de SGP in Rhenen. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.