Nieuwe bestemming voor kerk kostbaar
AMERSFOORT. Voormalige kerkgebouwen met een nieuwe bestemming zijn lastig rendabel te krijgen.
Dat blijkt uit een vorige week gepubliceerde studie die de onderzoekers Arno Boon en Frank Vehof uitvoerden voor het Nationaal Programma Herbestemming van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Het ombouwen van monumentale woonhuizen levert vaak voldoende op. Maar voor kerken, fabrieken en kazernes ligt dat anders, stelt het rapport ”De financiële puzzel bij herbestemming”. Een monumentale kerk in een beschermd dorpsgezicht kan cruciaal zijn voor het karakter van het dorpsgezicht, „maar dat leidt voor de kerk zelf niet tot extra directe inkomsten. Als de kerk zijn religieuze functie verliest en moet worden herbestemd, is het voor de (nieuwe) eigenaar een krachttoer om dat te doen zonder in de rode cijfers te belanden.”
De onderzoekers vergeleken 25 herbestemmingsprojecten in Nederland, waaronder dat van de Daniëlskerk in Nijmegen, het klooster Mariënburg in ’s-Hertogenbosch, de OLV Onbevlekt Ontvangenkerk in Arnhem en de St.-Janskerk in Roosendaal. Herbestemmen kan financieel vaak net uit. Subsidies zijn daarbij veelal onmisbaar voor een goed resultaat.
Bij een op de vijf gebouwen vallen de huuropbrengsten in de eerste jaren na oplevering flink tegen. Het proces over herbestemming moet daarom al starten als het monument nog in gebruik is, zeggen de rapporteurs.
Een nieuwe aanpak scheelt soms ook veel geld, ontdekten de onderzoekers. Zo werd de St.-Jan in Roosendaal eerst vanbinnen aangepakt. De kerk kon daarna al gebruikt worden als evenementenlocatie, terwijl de buitenkant nog een grote beurt onderging. Daardoor waren er eerder inkomsten.
De onderzoeker adviseren om door te gaan met het vinden van goede nieuwe bestemmingen voor gebouwen. „Herbestemmingsprojecten zijn vaak complexe financiële puzzels, maar gezien hun grote positieve spin-off voor de omgeving verdienen deze puzzels het om opgelost te worden.”