Partneralimentatie en inning moeten anders
In ons land leven duizenden vrouwen en kinderen die geen alimentatie ontvangen terwijl ze daar wel recht op hebben. De huidige wetgeving geeft onderhoudsplichtige ex-partners nog te vaak de mogelijkheid om weg te lopen voor hun verantwoordelijkheden. Het kan allemaal veel rechtvaardiger als de wetgever ook zijn verantwoordelijkheid neemt, aldus Tineke Huizinga-Heringa.
In Nederland eindigt bijna een op de drie huwelijken door een echtscheiding. Dat is helaas de werkelijkheid. Naast emotioneel leed is er in veel gevallen ook sprake van financiële problemen.
De overheid hanteert het uitgangspunt dat de ex-partners zelf afspraken maken over de gevolgen, zoals de verzorging van en omgang met de kinderen en over de alimentatie. De wet schrijft ook gescheiden partners een zorgplicht voor, zowel tegenover elkaar als voor hun kinderen onder de 21 jaar. Als het niet lukt op vrijwillige basis afspraken te maken, doet de rechter daarover bindende uitspraken bij de ontbinding van het huwelijk.
Weigering
Naast de vaststelling van een goede omgangsregeling is een belangrijk onderdeel van de rechterlijke uitspraak dus te bepalen of, en zo ja hoeveel alimentatie er moet worden betaald, zowel voor de partner als voor de kinderen. Helaas komt het nogal eens voor dat de betalingsplichtige -meestal is dat de man- weigert te betalen. Degene die achterblijft, heeft doorgaans weinig rooskleurige perspectieven en is niet zelden aangewezen op de bijstand. Zeker als er kinderen zijn, is er sprake van een schrijnende situatie. De regering geeft zelf ook onomwonden toe dat het bestaande alimentatiesysteem vaak resulteert in onevenredige financiële lasten voor vrouwen. Zij nemen immers meestal de verzorging voor hun rekening.
De regering onderneemt weinig op dit terrein. Wel wil ze binnenkort een wetsvoorstel indienen waarin wordt bepaald kinderalimentatie vast te stellen op basis van een forfaitaire tabel. Dit kan wellicht veel getouwtrek over de hoogte van de kinderalimentatie voorkomen. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State en wordt naar verluidt op korte termijn aan de Tweede Kamer aangeboden.
De wetgever laat jammer genoeg twee andere knelpunten liggen: de partneralimentatie en de inning van alimentatie.
Partneralimentatie
In het licht van het streven naar economische zelfstandigheid voor elk volwassen individu is de partneralimentatie voor sommige partijen kennelijk een te heet hangijzer. Het liefst zien zij dat partneralimentatie niet nodig is omdat de partner zelf in het levensonderhoud voorziet.
Dat is enerzijds wel te begrijpen, anderzijds is het ook opmerkelijk. Partneralimentatie is een wettelijk recht. Als de rechter de hoogte van de partneralimentatie vaststelt, gaat hij ervan uit dat hij dat niet voor niets doet en dat de alimentatie ook wordt betaald door de ex-partner. Dat is niet alleen een kwestie van principe, het is hard nodig ook.
De praktijk wijst uit dat de verzorgende ouder in veel gevallen grote problemen heeft om zelf een (volledig) inkomen te verwerven. Nu het nakomen van die verplichting in de praktijk vaak achterwege blijft, is de politiek aan zet.
Maar er gebeurt niets. Sterker nog, het Rijk laat de teugels nog meer vieren. Op grond van de huidige Bijstandswet zijn gemeenten nog verplicht de onderhoudsplichtige ex-partner bij zijn verantwoordelijkheid te bepalen door een deel van de verleende bijstand op hem te verhalen. Maar deze terugvorderings- en verhaalplicht wordt met ingang van 1 januari 2004 afgeschaft. Dat is op zich niet desastreus, omdat dit systeem toch niet goed werkte. Sociale diensten van gemeenten zijn nu eenmaal geen incassobureaus.
Een goed alternatief blijft echter achterwege. Gemeenten mogen na de jaarwisseling zelf gaan bepalen wie voor de alimentatiekosten opdraait: de ex-partner of de samenleving. In een tijd waarin burgers te pas en te onpas worden gewezen op hun verantwoordelijkheden is dat wel heel merkwaardig en inconsequent. Het is principieel moeilijk te verdedigen dat de gemeenschap verantwoordelijkheden overneemt, als de betrokkenen hun verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de onderhoudsplicht en die nota bene wettelijk is vastgelegd, niet willen nemen.
Een logische oplossing is het vaststellen, en zo nodig ook het innen, van de partneralimentatie te regelen via een bestaand bureau dat veel ervaring heeft met het alimentatiedossier: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Dit bureau springt de ontvangende partner op dit moment al te hulp als de betalende partner niet over de brug komt bij de betaling van de kinderalimentatie. Het is een relatief kleine stap om het bureau vergelijkbare bevoegdheden te geven als het gaat om de inning van de partneralimentatie als er sprake is van achterstand of weigering om te betalen. Op die manier kan ook worden voorkomen dat herhaaldelijk pijnlijke confrontaties plaatsvinden tussen ex-partners. De voordelen van deze opzet wegen duidelijk op tegen eventuele bezwaren van emancipatoire aard.
Preferente vordering
Het meest wordt de verantwoordelijkheid ontlopen bij de partneralimentatie. Kinderalimentatie is minder vaak een probleem, omdat de ouders doorgaans geen conflict met hun kinderen hebben. Toch is ook hier in ongeveer eenderde van de gevallen sprake van onwil. In die situaties kan het LBIO dus (al) worden ingeschakeld. In veel gevallen lukt het dit bureau de bijdragen alsnog te innen, omdat het vergaande bevoegdheden heeft het geld binnen te halen (loonbeslag, deurwaarder en zelfs gijzeling).
Knelpunt is hier wel dat er geen sprake is van preferente vorderingen. Het is met andere woorden maar zeer de vraag of de verschuldigde bijdragen kunnen worden geïnd als de onderhoudsplichtige schulden heeft bij schuldeisers die eerst aan bod komen. Dat komt doordat het LBIO als schuldeiser niet dezelfde bevoorrechte positie heeft als de Belastingdienst en de sociale dienst. Eigenlijk zou kinderalimentatie moeten worden bestempeld als preferente vordering, zodat de kans veel groter is dat de bijdragen toch zijn te verhalen. Op die manier kan ook worden voorkomen dat de gemeenschap betaalt terwijl de verantwoordelijkheid aantoonbaar ergens anders ligt.
Kortom, reden genoeg om de alimentatiewetgeving ook op deze twee punten aan te passen. Er is immers alles voor te zeggen om ook op dit terrein de verantwoordelijkheden weer in balans te brengen.
De auteur is Tweede-Kamerlid (ChristenUnie).