Kerk & religie

Prof. Muller: Versta dogma’s in historische context

Dogma’s zijn geen tijdloze waarheden, maar ontstaan altijd in een bepaalde context. Prof. dr. Richard Muller pleit voor een historische benadering van de theologie. De scholastiek, bijvoorbeeld, is vooral een methode. „Arminius en Gomarus maakten er beiden gebruik van, al verschilden hun conclusies aanmerkelijk.”

Klaas van der Zwaag
15 January 2014 19:35Gewijzigd op 15 November 2020 08:13
Prof. Muller. Beeld RD
Prof. Muller. Beeld RD

Prof. Muller nam afgelopen najaar afscheid als historisch theoloog aan het Calvin Theological Seminary in Grand Rapids (VS). Ter gelegenheid daarvan kreeg hij een vriendenbundel aangeboden onder de titel ”Church and School in Early Modern Protestantism” (uitg. Brill, Leiden, 800 blz.; 
€ 189,-). In 55 bijdragen passeren tal van thema’s en figuren de revue, van de middeleeuwen tot aan deze tijd. Besproken personen zijn onder anderen Luther, Calvijn, Vermigli, Beza, Piscator, Voetius, Coccejus en Edwards. Rode draad is de wisselwerking tussen kerk en academie, kenmerk van het werk van dr. Richard Muller. Hij wordt getypeerd als een theoloog die theologie beoefent in de historische context van de tijd.

Zo is de zekerheid van het geloof niet slechts een dogmatisch probleem als reactie op een eenzijdige nadruk op de verkiezing of de particuliere verzoening, zo legt Carl Trueman in de inleiding uit. Terwijl de eerste hervormers de geloofszekerheid benadrukten in een tijd van crisis in de samenleving, zo werd deze in de tijd van de Westminster Confessie, waarin geloof en zekerheid van elkaar gescheiden worden, een pastoraal probleem dat door de theologie werd opgeroepen én waarop een antwoord moest worden gevonden. Trueman: „De geschiedenis van de theologie is niet alleen die van leerstellige debatten of exegese. Het is de geschiedenis van werkelijke mensen in concrete omstandigheden.”

Dogmatiek

Prof. Muller verraste de theologische wereld vooral met de vierdelige ”Post-Reformation Reformed Dogmatics”, een verkenning van de gereformeerde orthodoxie in de tijd na de Reformatie. Hij doorbrak daarin de „mythe” van de ontwikkeling van een levendige, frisse theologie van de hervormers naar een verstandelijke systematische geloofsleer. Zeker, er ontstond een ”gereformeerde orthodoxie”, maar die was gericht op consolidatie –bestendiging– van de leer.

De Reformatie, aldus de Amerikaanse theoloog, was niet slechts de ontdekking van de prediking van het Evangelie of een hervorming van de misbruiken van Rome, maar ook herstel van de leer (orthodoxie betekent: rechte leer), een terugkeer naar een gereformeerde katholiciteit. Die leer werd in de gereformeerde orthodoxie in de generaties na de Reformatie op een systematische wijze uiteengezet én verdedigd tegen opponenten.

Prof. Muller benadrukt de historische context van de theologie. „Ik heb mijn universitaire opleiding gevolgd aan Queens College, de universiteit van New York”, licht hij desgevraagd toe vanuit zijn woonplaats Grand Rapids. „Mijn oorspronkelijke opleiding was helemaal niet aan een theologische of zelfs godsdienstige instelling. Ik studeerde en werkte als historicus en mijn universitaire training was geheel seculier. Deze achtergrond is van cruciaal belang om mijn historische benadering van de theologie te begrijpen.”

Een van zijn eerste boeken was ”Christus en het decreet”, over de verhouding tussen christologie en predestinatie in de gereformeerde theologie. Deze keuze was ingegeven door het lezen van werken uit de late zestiende eeuw, van Beza, Ursinus, Zanchius en Perkins. Prof. Muller: „Ik ontdekte dat men de hervormers bestudeerde vanuit de christologie en de predestinatie als centrale dogma’s, en dat meest vanuit secundaire bronnen. Ik ging na wat de eerste reformatorische schrijvers zeiden over hun eigen theologie en hun basisprincipes, namelijk de Heilige Schrift en God. De meeste van de zogenaamd dogmatische inzichten zijn helemaal geen inzichten, althans niet in Calvijn. Ze laten veel meer de theologische motieven van de auteurs zien.”

U benadrukt de continuïteit tussen de Reformatie en de gereformeerde orthodoxie. Is de verwerking van het geloofsgoed van de Reformatie toch niet rationeler, systematischer en minder direct op de Bijbel georiënteerd?

„Het gaat om de ene, brede reformatorische traditie waarin verschillende accenten gelegd werden maar die binnen dezelfde confessionele bandbreedte vallen. Probleem van de wetenschappers van de vorige eeuw is onder meer dat ze Calvijn uit zijn context halen en vervolgens tot norm verheffen voor de gereformeerde traditie. De legitieme historische vraag is niet of latere gereformeerde schrijvers Calvijn kopiëren of hem op alle punten volgen. Dat hebben ze zeker niet gedaan. De latere generatie dacht over het laatmiddeleeuwse denken positiever dan Calvijn. Je kunt dat –ten onrechte– als discontinuïteit beschouwen, maar het is historisch accurater om te onderzoeken hoe de gereformeerde traditie zich ontwikkelt.”

Prof. Muller komt in zijn onderzoek tot een eerherstel van de scholastiek. Deze is volgens hem niet meer dan de technische en academische kant van de professionalisering van de protestantse orthodoxie op de universiteiten. De ontwikkeling naar een dogmatisch systeem is zelfs natuurlijk, nodig om een nieuwe generatie theologen in de geloofsleer te trainen. Daarbij zochten de gereformeerde theologen aansluiting bij de middeleeuwse scholastiek en was hun leer katholiek in de brede zin van het woord, ook aansluitend bij de kerkvaders.

Nederlandse theologen zoals prof. C. Graafland en prof. W. van ’t Spijker kritiseerden de negatieve invloed van de scholastiek op de inhoud van de theologie.

„Deze kritiek gaat uit van een massieve breuk van de Reformatie met de middeleeuwen. Ik denk dat de theologie in het voetspoor van Heiko Oberman afstand heeft genomen van deze visie. De kritiek is ook ingegeven door de vaak bittere bejegening van de scholastieke theologie door de hervormers, vooral Luther en Calvijn. Die kritiek moeten we niet onderschatten, maar dient wel verklaard te worden tegen de achtergrond van wat de hervormers verstonden onder scholastiek, namelijk een problematische academische theologie. In de huidige wetenschap wordt de scholastiek primair gezien als een methode in de academie. De hervormers keerden zich niet tegen deze methode als zodanig en de protestantse universiteiten gingen door met het gebruik ervan in de colleges.”

Kan scholastiek dan neutraal zijn?

„De leerstellige inhoud bepaalt hoe zaken verwoord worden, niet de methode op zichzelf. Arminius was evenzeer protestants scholasticus als Gomarus, al trok hij geheel andere conclusies. Ook het alternatief van Amyraldus rustte op scholastieke onderscheidingen en Coccejus gebruikte gewoon de scholastieke methoden van zijn tijd. Ik noem scholastieke onderscheidingen altijd richtlijnen voor ons denken, echter niet om in de prediking te gebruiken. Het gaat fout wanneer bijvoorbeeld een bepaalde verhouding tussen verbond en verkiezing expliciet wordt uitgesproken in de prediking. Gereformeerde theologen hadden fikse kritiek op de gematigde verkiezingsleer van Amyraldus, maar beschouwden hem als een gereformeerd theoloog en een broeder. In latere eeuwen gingen zich denominaties ontwikkelen op grond van een verbondsleer, wat in de tijd van de Reformatie ondenkbaar was.”

In de vriendenbundel die u kreeg spreekt Kiven Choy over een deterministische zijde van Calvijn, zoals op het punt van de actieve ordinering van de val. Frank A. James III stelt in zijn bijdrage dat de gereformeerde theoloog Vermigli de soevereine wil van God als de ultieme en exclusieve oorzaak van de verwerping zag, meer dan als een passieve toelating.

„De vraag is wat bedoeld wordt met actieve ordinering. Zowel Calvijn als Vermigli is er duidelijk over dat God de zondeval heeft geordineerd en er in zekere zin de auteur van is, maar niet op zo’n wijze dat elke menselijke keuze wordt uitgesloten. Noch zouden ze ooit claimen dat God de directe oorzaak van zonde is. Beiden erkenden dat alle dingen in zekere zin door God gewild zijn, omdat niets kan bestaan als God het niet op enige wijze wil. Deze betekenis van een allesomvattende goddelijke oorzaak vloeit volgens hen direct voort uit de leer van de schepping uit het niets. God schept en onderhoudt een universum waarin Hij voor alles wat er gebeurt verantwoordelijk is.”

Is dat in overeenstemming met Dordt, dat een symmetrie van verkiezing en verwerping verwerpt?

„Er is altijd een bepaalde symmetrie in de ”dubbele” formuleringen van verkiezing en verwerping in zoverre God deze beide wil als aspecten van Zijn decreet. Maar er is altijd ook een zekere asymmetrie in zoverre de verkiezing een positief besluit is, bemiddeld door Christus, terwijl de verwerping een negatief besluit is als gevolg van de zondigheid van de mens. Alle gereformeerde theologen zijn het erover eens dat de oorzaak van de verdoemenis niet de verwerping is, maar de zonde.”

U bent met pensioen, tijd voor rust?

„Ik hoop nog verschillende langlopende onderzoeksprojecten te voltooien, zoals meerdere delen van de post-Reformatiedogmatiek, een studie over de filosofische achtergronden van het vroegmoderne reformatorische denken en over de gereformeerde visie op predestinatie, voorzienigheid en vrije keuze. Verder zou ik een boek willen schrijven over de theologie van het verbond, en een tweede boek over Arminius. Maar er is meer dan studie en onderzoek. Met mijn vrouw Gloria hoop ik meer te gaan reizen en interessante dingen in de wereld te zien. Verder zou ik –heel iets anders– meer willen werken aan mijn olieverfschilderijen.”


Prof. dr. Richard Muller

Prof. dr. Richard A. Muller (1948) studeerde geschiedenis aan Queens College, City University of New York, en theologie aan Union Theological Seminary, New York. In 1976 promoveerde hij aan Duke University op een studie over de Reformatie. Prof. Muller doceerde aan Fuller Theological Seminary (1980-1992) en was tot oktober vorig jaar hoogleraar historische theologie aan het Calvin Theological Seminary in Grand Rapids (VS). Hij publiceerde onder meer ”Christ and the Decree” (2008), ”The Unaccommodated Calvin” (2000), ”God, Creation, and Providence in the Thought of Jacob Arminius (1991), ”Post-Reformation Reformed Dogmatics” (vier delen, 2003), ”After Calvin” (2003) en ”Calvin and the Reformed Tradition” (2012).


In Kerkbreed komt iedere week een persoon aan het woord die een reflectie geeft op een bepaalde gebeurtenis of ontwikkeling in de breedte van het kerkelijk leven. Vandaag: prof. dr. Richard A. Muller, die afgelopen najaar afscheid nam als hoogleraar historische theologie in Grand Rapids (VS).

Meer over
Serie: Kerkbreed

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer