Heil of zegen?
Nadat Israël in de woestijn de zonde met het gouden kalf bedreven heeft, blijft God toch in overvloedige mate Zijn zegen schenken. Er zal manna en water zijn onderweg, het beloofde land kan binnengetreden worden, de vijanden zullen verslagen worden, er gaat zelfs een beschermengel mee. Alleen God Zelf blijft achter. Hij schenkt wel Zijn zegen, maar gaat Zelf niet mee. Het zichtbare teken van Zijn aanwezigheid, de wolkkolom, zal niet meer gezien worden.
Op het eerste gezicht lijkt het met deze straf mee te vallen. Het volk krijgt immers alles wat zijn hart begeert. Toch is er alom verdriet vanwege dit kwade woord. Blijkbaar snapt Israël heel goed dat de ultieme zegen van God Zijn Aanwezigheid Zelf is. Als het volk aan zichzelf overgelaten wordt, zal het zijn identiteit verliezen en heeft het geen toekomst. Het beseft niet voor zichzelf in te kunnen staan. In de gebrokenheid van het volksbestaan kan een Heelmeester niet gemist worden.
Het is niet moeilijk om aan de hierboven beschreven tegenstelling de woorden heil en zegen te verbinden. Het heil gaat dan over de relatie met God Zelf. De zegen betreft Zijn gaven. Vroeger was het de gewoonte om bij de jaarwisseling elkaar heil en zegen toe te wensen. Die oude wens wordt steeds vaker vervangen door ”de beste wensen” of ”een gezegend nieuw jaar”. Hopelijk staat het afschrijven van de oude nieuwjaarswens los van hoe we daadwerkelijk in het leven staan. Het zal toch niet zo zijn dat wij wel genoeg hebben aan de zegen en het heil kunnen missen?
Soms lijkt het daar op. Natuurlijk nemen we het leven ernstig. We hebben altijd veilig geleefd in de beslotenheid van de gereformeerde gezindte. We gingen trouw naar de kerk, deden onze godsdienstige plichten en maakten dankbaar gebruik van de vele voorrechten die ons vergund werden. Tegelijk profiteerden we mee van de welvaart en nam het materialisme een steeds grotere plaats in ons leven in. Inmiddels leven we in twee werelden: die van de zondag, waarin ons leven sterk afwijkt van de hedendaagse cultuur, en die van doordeweeks, waarin we ons in geen enkel opzicht onderscheiden van onze omgeving. Geestelijke zegen zou dan zomaar kunnen bestaan uit volle kerken, mooie collectes en veel gemeenschapszin. Maar of God er dan nog bij moet zijn, is een open vraag.
De meeste Nederlanders weten niet meer van de Bijbel en het christelijke geloof. De enige manier waarop zij daarmee geconfronteerd worden, is door de ontmoeting met christenen. In zo’n ontmoeting tellen niet in de eerste plaats de woorden die gesproken worden, maar de indruk die iemand achterlaat: Waar leeft hij voor, is hij gelukkig, komt zijn gedrag overeen met zijn overtuiging? Welke indruk zouden wij achterlaten? Ziet een ander aan ons dat het dienen van God het mooiste is wat er bestaat? Dat voor ons het grootste geluk te vinden is in het onderhouden van Gods geboden, omdat we alleen in de dienst van de Heere als mens daadwerkelijk tot ontplooiing kunnen komen?
Christenen zijn geen betere mensen dan niet-christenen. Ze zijn wel meer mens, omdat ze in hun Meester dichter bij het doel van het leven gekomen zijn. En daarom zijn ze gelukkiger dan degenen die zonder Christus leven.
De gebrokenheid van het leven zonder God is op allerlei terreinen zichtbaar: huwelijken die op de klippen lopen, verhoudingen in gezinnen en families die niet goed zijn, verslavingen waarmee jongeren en ouderen te maken hebben, psychische problemen, angst voor de dood, gebrek aan zingeving… De gaven van God kunnen alleen tot zegen zijn als deze gebrokenheid hersteld is. Daarvoor is een Heelmeester nodig, een Heiland. Het is kerstfeest geweest. We hebben gehoord van Immanuël, God met ons. Dat is geen wens, maar een constatering: Zijn Geest werkt nog steeds, overal waar Zijn Woord opengaat.
Van harte wens ik u voor 2014 het heil in Christus toe. Opdat u daarin Zijn zegen zult ervaren en vervolgens ook tot zegen zult zijn.