„Godsbeeld in aanbiddingsliederen Bijbels niet verantwoord”
BARNEVELD. Aanbiddingsliederen zijn „vooral ‘Jezusliederen’ en missen een trinitarisch belijden van God als Vader, Zoon en Geest.”
„Jezus domineert het godsbeeld en verliest daarmee Zijn rol als Middelaar. Ook Zijn mensheid verdwijnt in de schaduw van een hoge christologie. Hij wordt daarmee tot een machtige ‘koning-god’, die altijd aan onze kant staat. Er ontstaat hierdoor een godsbeeld dat de toets van de Bijbel en de heilsgeschiedenis niet kan doorstaan.”
Dat is de conclusie van Hans Riphagen, docent liturgiek aan het Baptisten Seminarium in Barneveld, in het evangelische theologische kwartaalblad Soteria na „een kritische analyse van godsbeelden in de hedendaagse aanbiddingsmuziek.”
Voor zijn artikel onderzocht Riphagen de vijftig meest gezongen aanbiddingsliederen in de Verenigde Staten in 2012, aan de hand van de lijst die Christian Copyright Licensing International (CCLI) jaarlijks publiceert. Veel van deze liederen zijn ook in Nederland bekend, omdat ze in vertaling in de bundel Opwekking zijn opgenomen.
Tot de top 10 behoren liederen als ”How Great Is Our God”, ”Mighty to Save”, ”Our God”, ”Blessed Be Your Name”, ”Here I Am To Worship” en ”Amazing Grace”. Riphagen analyseerde hoe in deze liederen de verhouding God en mens wordt beschreven, hoe wordt omgegaan met de Drie-eenheid en hoe Gods „karakter” naar voren komt.
Als het gaat om de verhouding God-mens, stelt Riphagen dat de meeste aanbiddingsliederen zijn gericht tót God. Juist in een aantal van deze liederen ligt echter een sterke nadruk op reflectie en ervaring. „Hier is terecht veel kritiek op, want de reflectie kan het karakter krijgen van geestelijk narcisme, dat samen met het hoge ervaringsgehalte maakt dat God niet meer is dan een projectie van onze eigen onvervulde verlangens.”
Wat betreft de Drie-eenheid van God valt op dat er in de vijftig liederen maar één verwijzing is naar de triniteit. Naar de Vader wordt slechts in zes liederen verwezen, naar de Geest nog minder. In 29 liederen gaat het echter over Jezus. Daarbij wordt dan met name Zijn goddelijkheid benadrukt, een zogenoemde hoge christologie. Jezus wordt volgens de docent liturgiek „een soort superheld, die altijd aan de kant van de gelovigen staat en eigenhandig al zijn vijanden de baas is.” Wat betreft de Vader: Die is „verdwenen in de schaduw van Jezus. De heilsgeschiedenis versmalt tot het verhaal van Jezus alleen.”
Als het gaat om de „karakterisering” van God, spreken de liederen volgens Riphagen weliswaar in Bijbelse zin over Zijn eigenschappen, maar laten ze „een eenzijdigheid zien in metaforisch taalgebruik en een onbalans in de beschrijving van Gods liefde.”
De analyse toont volgens de auteur dat er kritische vragen gesteld moeten worden bij wat er wordt gezongen in evangelische en pinksterkerken. „Door de dynamiek van de hedendaagse aanbiddingsmuziek wordt er gezongen wat ‘in’ is en wat de populaire artiesten zingen. Het vraagt om kritische theologische reflectie om de vraag wie ‘our God’ is en hoe we tot Hem zingen, in het midden van de gemeente te beantwoorden.”