Op hol slaan met mensenrechten
Het aantal mensenrechten groeit en de reikwijdte van de bestaande klassieke rechten dijt uit. Soms leidt dat tot absurde situaties. Tijd voor een stevig debat, zeggen deskundige juristen.
Nederland heeft sinds vorige week een heus ”Nationaal Actieplan Mensenrechten”. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken presenteerde het op 10 december, de Internationale Dag van de Rechten van de Mens en de 65e verjaardag van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens.
Als het gaat om de klassieke mensenrechten (zie kader) zit het wel snor in Nederland, stelde Plasterk bij de presentatie tevreden vast. Het debat tussen mensenrechtendeskundigen gaat over de tweede en derde generatie mensenrechten. De vraag is wat de reikwijdte daarvan is. Veelal zijn de niet-klassieke rechten niet wettelijk afdwingbaar. Daar willen voorvechters van mensenrechten verandering in aanbrengen. Waarom zou een rechter bijvoorbeeld niet iets mogen vinden van de hoogte van een uitkering?
Bovendien dijt het aantal niet-klassieke mensenrechten nog steeds uit. Er zijn nu in totaal ongeveer honderd mensenrechten. Ook het recht op genieten van kunst en cultuur valt eronder, en zelfs het recht op groen in de wijk.
Daarnaast bestaat de tendens om de reikwijdte van klassieke mensenrechten te vergroten. De voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens (de vroegere Commissie Gelijke Behandeling), mr. L. J. L. Koster, gaf tijdens de presentatie van het Nationaal Actieplan enkele voorbeelden welke kant het op moet.
Als eerste voorbeeld noemde ze de kabinetsplannen om gemeenten meer verantwoordelijkheid te geven bij de uitvoering van zorgtaken. Als gemeenten zelf beleid gaan maken, ontstaan er verschillen in behandeling tussen burgers in de ene gemeente en in de andere en dat is volgens haar onwenselijk. Als de ene gemeente een bepaalde vorm van huishoudelijk zorg wel vergoedt en een andere niet, bijvoorbeeld omdat familie of vrienden die zorg over kunnen nemen, is er sprake van schending van mensenrechten; een geval van ongelijke behandeling; van discriminatie. Ze vertelde het zonder blikken of blozen.
Verder is er volgens Koster meer aandacht nodig voor het meest onbekende mensenrecht, namelijk het recht op een gezinsleven. Het College voor de Rechten van de Mens wees minister Kamp van Economische Zaken recent op het belang daarvan in verband met schade aan woningen door gaswinning in Groningen. Zo heeft zelfs de Groningse gaswinning te maken met mensenrechten.
Nog een voorbeeld van dit doorgeschoten denken is een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens, deze week. Het Haagse café-restaurant Paagman deed een aanbod voor een gratis kopje koffie voor moeders op Moederdag. Dat is discriminatie, oordeelde het College voor de Rechten van de Mens na enkele klachten. Dat mag dus niet meer.
Ook de rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) spelen een kwalijke rol in het steeds verder oprekken van de reikwijdte van klassieke mensenrechten. Op grond van het mensenrecht op privacy mogen er geen nachtvluchten vanaf het Britse vliegveld Heathrow plaatsvinden. Vanwege de vrijheid van meningsuiting mag een huiseigenaar een huurder niet verbieden een satellietschotel op zijn gevel te monteren.
En om maar even aan de overzijde van de Noordzee te blijven; het hof sprak ook uit dat het Verenigd Koninkrijk gevangenen hun stemrecht niet mag ontnemen. En een levenslange gevangenisstraf is ook strijdig met de mensenrechten.
De discussie over mensenrechten raakt ook religie. Duitsland, Nederland en nog enkele andere landen voeren verhitte debatten over het al dan niet mogen besnijden van Joodse en islamitische kinderen.
Tijdens de presentatie van het Nationaal Actieplan betoogde oud-minister Hirsch Ballin van Justitie –een CDA’er die momenteel hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit van Amsterdam is– dat het kabinet er goed aan doet om de relatie tussen godsdienstvrijheid en vaccinatie te betrekken bij het mensenrechtenbeleid. Dat is in het eerste actieplan niet gebeurd. Hirsch Ballin zou het op prijs stellen als het kabinet daar in een volgend actieplan wel op ingaat. Dan gaat het heel concreet over de vraag of ouders het recht hebben om hun kinderen niet te vaccineren tegen besmettelijke ziekten.
Van Hirsch Ballin mag als CDA’er met een Joodse achtergrond worden verwacht dat hij in dit debat kiest voor handhaving van de vrijheid van godsdienst, maar of daar in PvdA-kring rond minister Plasterk ook zo over wordt gedacht, moet nog maar worden afgewacht.
Oud-minister Kooijmans van Buitenlandse Zaken (CDA) legde al bijna twintig jaar geleden de vinger bij de uitdijende hoeveelheid mensenrechten en de steeds groter wordende reikwijdte ervan. In een interview met het Amnesty Internationaltijdschrift ”Wordt Vervolgd” pleitte hij voor een moratorium op de vaststelling van mensenrechten. „Het invoeren van steeds nieuwe categorieën mensenrechten werkt onvermijdelijk excuserend voor het niet-honoreren van eerdere categorieën. Het leidt de aandacht af van de mensenrechtenproblematiek van het heden door de aandacht te verschuiven naar de oplossingen van morgen.”
Het is opmerkelijk dat al deze stokpaardjes van de mensenrechtenbeweging onderwerpen zijn die de sociaaldemocratie hoog in het vaandel heeft staan. Het zijn inderdaad meestal ook linkse politici die zich druk maken om mensenrechten en pleiten voor uitbreiding van de invloedssfeer. Willen zij uiteindelijk via de rechter hun idealen aan de samenleving opleggen?
Mr. B. R. Rijpkema, rechtsfilosoof en promovendus aan de Universiteit van Leiden, zou er niet gek van staan te kijken. Eerder dit jaar redigeerde de jurist de bundel ”Bij de beesten af. Over dierenrecht en onrecht”, waarin hij kritische opmerkingen maakt over de opkomst van dierenrechten. „Er zijn sociaaldemocratische rechtsfilosofen die uitsluitend kijken naar het doel dat ze willen bereiken en of dat nu via de democratische weg gaat of via de juridische, dat is hen om het even. Wat burgers met andere politieke waarden ervan vinden, interesseert hen kennelijk niet. Maar de rechterlijke macht is niet het juiste forum om sociaaldemocratische hervormingen door te drukken. Daarover gaat de politiek.”
Rijpkema heeft drie fundamentele bezwaren tegen de kwalitatieve en kwantitatieve uitdijende mensenrechten: „Mijn grootste bezwaar is dat de democratie buitenspel wordt gezet. Natuurlijk is het goed dat er mensenrechten zijn. Dan denk ik aan de eerste generatie: geen marteling, geen censuur bijvoorbeeld. Maar uitbreiding naar de tweede en derde generatie vind ik ongewenst. Ook ben ik tegen het oprekken van de klassieke mensenrechten door rechters. De mensenrechtenbeweging moet haar minachting voor democratie en burgers laten varen.”
Het tweede bezwaar van de rechtsfilosoof is de inflatie van mensenrechten die het gevolg is van de uitdijing. „Als een mensenrecht een satellietschotel aan een gevel moet rechtvaardigen, dan erodeert het begrip.”
Als derde wijst hij erop dat uitbreiding van mensenrechten rechters voor problemen stelt. „Die krijgen steeds vaker te maken met botsende mensenrechten en moeten daarover een uitspraak doen. De rechter is echter geen beleidsmaker, maar hij moet soms wel politieke keuzes maken. Dat is onwenselijk.”
Mr. dr. M. de Blois, rechtsfilosoof aan de Universiteit Utrecht, is niet beducht dat de tweede en derde generatie mensenrechten op zichzelf zorgen voor problemen. Hij is meer bevreesd voor de horizontale werking van mensenrechten. „Van oorsprong zijn mensenrechten rechten die burgers tegenover de overheid kunnen laten gelden. Maar meer en meer zien we dat de rechten ook tussen burgers betekenis krijgen. Dat leidt tot botsingen tussen de verschillende rechten en dan zie je dat de klassieke rechten het meer en meer verliezen.”
De Blois onderkent wel dat er bij de rechterlijke macht steeds vaker een beroep wordt gedaan op de tweede generatie mensenrechten. „Die zijn in principe niet afdwingbaar. Maar als burgers of belangenorganisaties daarbij aan kunnen tonen dat er ongelijke behandeling in het spel is, krijgen ze vaak wel gelijk bij de rechter. Bijvoorbeeld als ze aantonen dat asielzoekers uit het ene land een andere behandeling krijgen dan asielzoekers uit een ander land.”
De Blois maakt zich zorgen over de onbegrensdheid van het gelijkheidsdenken. „Er lijken geen grenzen te zijn. Zie de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens over het gratis kopje koffie voor moeders ter gelegenheid van Moederdag. Zelf liep ik laatst een schoenenzaak voor dames en heren binnen waar alleen schoenen voor vrouwen in de opruiming waren. Ik heb daar geen moeite mee, maar als een man hierover klaagt bij het College voor de Rechten van de Mens, dan is de kans groot dat hij in het gelijk wordt gesteld. Voor mijn gevoel slaat het gelijkheidsdenken door.”
De rechtsfilosoof is bang dat de ontwikkeling door zal gaan. „Het dominante gelijkheidsdenken heeft weinig oog voor andere rechten en vrijheden. Als het gaat om de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van geweten staat er nog het een en ander te gebeuren. Ik denk aan de discussie over besnijdenis, het toelatings- en benoemingsbeleid van christelijke scholen.”
Soorten mensenrechten
De rechten van de mens of mensenrechten omvatten rechten waarop iedereen aanspraak kan maken, ongeacht herkomst, nationaliteit, overtuiging, geslacht, wettelijke status of andere kenmerken. Voorbeelden zijn het recht op vrije meningsuiting, het recht op leven, het recht op bescherming tegen marteling en het zelfbeschikkingsrecht.
Er bestaan rond de honderd verschillende mensenrechten, vervat in internationale verdragen. De meeste zijn van oorsprong westerse rechten die vanaf de zeventiende eeuw zijn geformuleerd. Mensenrechten worden vaak in drie categorieën ingedeeld. Die categorieën worden ook wel generaties genoemd, hoewel dat niet helemaal overeenkomt met de chronologische volgorde van vastlegging in internationale verklaringen en verdragen.
• Eerste generatie: burgerrechten en politieke rechten (kortweg BUPO), of klassieke mensenrechten. Voorbeelden zijn het recht op vrije meningsuiting, godsdienstvrijheid, het recht op bescherming tegen marteling en het recht op leven. Deze klassieke rechten komen op uit de Franse Revolutie aan het eind van de negentiende eeuw.
• Tweede generatie: economische, sociale en culturele rechten (kortweg ESC of Esocul). Ze leggen de nadruk op sociale rechtvaardigheid. Voorbeelden zijn het recht op voedsel, inkomen, onderdak en scholing. Deze rechten werden tegelijk met de burgerrechten en politieke rechten in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
• Derde generatie: collectieve rechten. Die werden vooral vanaf de jaren 1970 vastgelegd en kregen steun in de ontwikkelingslanden tijdens de dekolonisatie, toen veel Afrikaanse en Aziatische staten het recht op zelfbeschikking, het recht op beheer van eigen grondstoffen en een eerlijke welvaartsverdeling voor hun eigen natie eisten.
Bron: Wikipedia