Middelaar
1 Timotheüs 2:5b
„…één Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus.”
Ik zocht de weg om de kracht te verkrijgen die ik nodig had om U te genieten, en vond die niet, voordat ik zou omhelzen de Middelaar Gods en van de mensen, de mens Christus Jezus, Dewelke is God boven allen te prijzen van de eeuwigheid. Die roept en zegt: „Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven” en Die de spijs –die ik niet in staat was tot mij te nemen– in verbinding bracht met het vlees, want het Woord is vlees geworden, opdat Uw wijsheid, waardoor U alles geschapen hebt, tot melk zou worden voor ons in onze kinderlijke staat.
Want ik hield niet in nederigheid de nederige Jezus, mijn God, vast. En ik wist niet wat Zijn zwakheid ons te leren had. Want Uw Woord, de eeuwige Waarheid –dat Woord dat ver uitsteekt boven de hogere delen van Uw schepping– richt de onderworpenen op tot Zich. Maar in de lagere delen heeft het zich een nederige woning gebouwd uit ons slijk. Om daardoor degenen die onderworpen moeten worden van hun eigen hoogheid neer te halen en tot Zich te trekken, hun opgeblazenheid genezend en hun liefde voedend, opdat ze niet in zelfvertrouwen verder zouden afdwalen, maar veeleer hun zwakheid zouden gevoelen. En dat doordat ze voor hun voeten zien de Goddelijkheid, Die zwak geworden is door het aannemen van het kleed van onze sterfelijkheid.
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Belijdenissen”, 398)