Kerst was lang verboden feest in Amerika
NEW YORK. Een boete van 5 shilling was de straf als je op 25 december kerstfeest vierde. Dat bepaalde het hof van de Massachusetts Bay Colony in 1659. In het begin werd de soep bijna net zo heet gegeten als die werd opgediend. Later veranderde dat iets. Pas in 1856 werd Kerst een officiële vrije dag in deze Amerikaanse staat aan de oostkust.
„Heidens”, noemde de puriteinse predikant Increase Mather het kerstfeest in 1687. De gewoonte om op 25 december de geboorte van de Heere Jezus te herdenken, had volgens hem niets van doen met de geboortedag van de Heiland. Het hield verband met de datum waarop in het oude, heidense Rome het feest van de landbouwgod Saturnus werd gehouden. Daarvoor hadden de christenen een alternatief willen bieden. Maar „oprechte vromen” vieren dit niet, zo was de stellige overtuiging van Mather.
Tweede bezwaar voor hem en zijn puriteinse medestanders was dat de viering van het kerstfeest vaak leidde tot uitspattingen. Dronkenschap en andere vormen van liederlijk gedrag waren hun een doorn in het oog.
Daarbij was het optreden van de „feestbeesten” ook vaak een plaag voor de eerbare burgers. Zij werden door kerstvierders gedwongen te voorzien in voedsel en drank. Een voorval dat op 25 december 1679 plaatsvond, is daarvan een perfecte illustratie. Op de late avond van die dag kreeg John Rowden, een boer in het plaatsje Salem, bezoek van vier ongenode gasten. Zij zetten zich rond het haardvuur en verlangden van Rowden roemers wijn. Toen hun die bij herhaling werden geweigerd, beloofden ze het huis te verlaten als ze geld kregen. Nadat de boer hun iets had gegeven, gingen de onverlaten weg, om vervolgens het huis met stenen te bekogelen.
Dit geval stond niet op zichzelf. Het buitensporige gedrag ging terug op een Engelse traditie, die bekendstaat onder de naam ”wassailing”. Oorspronkelijk was dit het gebruik om rond Kerst van huis tot huis te gaan om bij het raam kerstliederen te zingen, in de hoop geld te krijgen van de bewoners. Later kreeg dat gebruik een ander karakter: wie niet vrijwillig een goede –lees: omvangrijke– gave schonk, werd daartoe door middel van een bezetting gedwongen. Dat gebruik was meegegaan naar Amerika. Daar wilden de puriteinen een einde aan maken.
Onder druk van Engeland, de koloniale baas van Massachusetts, werd in 1681 het verbod op de viering van kerstfeest ingetrokken. Maar toen de Britse zeggenschap in 1689 afgelopen was, voerden de puriteinse bestuurders het verbod onmiddellijk weer in. Jarenlang stond in de almanakken in Massachusetts Kerst niet vermeld.
In de loop van de 18e eeuw trad langzamerhand verandering op. Er verschenen gezangboeken met kerstliederen. Na 1760 werd op kalenders bij 25 december het kerstfeest vermeld. Na 1800 beijverde de middenklasse met behulp van de pers zich om van Kerst een gezellig kinder- en familiefeest te maken. Catharine Maria Sedgwick publiceerde rond 1825 een verhaal waarin kinderen verlangend keken naar een kerstboom waarbij kerstcadeautjes lagen.
De komst van Ierse rooms katholieken stimuleerde de acceptatie van het kerstfeest. In 1856 nam Massachusetts een wet aan waarin Kerst als officieel feest werd erkend.