Bankenunie: Europa straks de baas over bankensector
BRUSSEL. Na lange vergaderingen in de voorbije periode hebben de EU-ministers van Financiën deze week en daarmee, conform de eigen belofte, voor het einde van het jaar de bankenunie verder opgetuigd. De Europeanisering van de betrokken sector krijgt gestalte.
Vanaf 2016 kan een lidstaat niet meer zelf bepalen wat er gebeurt met een financieel concern dat in moeilijkheden verkeert. Een beslissing daarover valt dan op Europees niveau. Dat is een hoofdelement van de beoogde veranderingen.
De overweging daarbij luidt dat de gevolgen van het omvallen van een bank nu eenmaal niet halt houden bij de landsgrens, maar dat zo’n faillissement de stabiliteit van het totale internationale geldsysteem raakt. Dat weten we maar al te goed sinds de ondergang van Lehman Brothers.
Verder draait de belastingbetaler niet langer op voor de kosten van fouten en wangedrag onder bankiers en hoeven overheden zich onder het nieuwe regime niet in de schulden te steken. Een nationale reddingsoperatie met geld uit de schatkist, zoals bij ABN AMRO en SNS, behoort straks namelijk tot het verleden.
Voortaan moeten eerst aandeelhouders, beleggers in obligaties en grote spaarders (met tegoeden boven een ton) een afboeking incasseren. Daarna volgt eventueel een kapitaalinjectie uit een, op termijn gemeenschappelijk, Europees fonds dat door de banken zelf binnen tien jaar tijd wordt volgestort. Zij dragen daarmee gezamenlijk een verantwoordelijkheid voor de risico’s binnen hun bedrijfstak.
Deze zogenaamde tweede pijler van de bankenunie, met voorschriften over hoe te handelen in een crisissituatie, leidt ertoe dat Europa grotere betekenis en meer zeggenschap verwerft. Dit laatste kunnen we ook vaststellen ten aanzien van de eerste pijler, waarover eerder al overeenstemming was bereikt. Die regelt dat volgend najaar de Europese Centrale Bank (ECB) het toezicht op de banken overneemt van de nationale autoriteiten.
Uit het resultaat van de jongste onderhandelingen blijkt dat Duitsland een sterk stempel heeft gedrukt op de vormgeving van het resolutiemechanisme, bestaande uit een resolutieraad en het reeds genoemde resolutiefonds. De raad, met daarin onafhankelijke leden, mag als agentschap niet het eindoordeel vellen over redden of ontmantelen van een bank. Dat recht behoort toe aan een EU-instelling. Het plan voorziet erin dat, precies zoals Berlijn het wenst, de finale beslissing in handen ligt van de ministerraad, met daarin de ministers van alle lidstaten. Die beslist bij meerderheid. De stem van de grote landen zal in de vastgelegde procedure de doorslag geven.
Over deze constructie is het laatste woord overigens nog niet gezegd. Het Europees Parlement moet er goedkeuring aan geven en van die zijde klinkt forse kritiek. Het zou de ultieme bevoegdheid liever toekennen aan de Europese Commissie. Die kan snel handelen, sneller dan wanneer 28 lidstaten met elkaar aan tafel zitten; en de praktijk leert dat een besluit over een probleembank vaak, om grote onrust in de financiële wereld te vermijden, binnen een weekend beklonken dient te zijn. Ook de ECB vindt de nu gekozen route te complex om in een noodsituatie de vereiste daadkracht te tonen.
Al met al hebben de EU-lidstaten, ondanks alle aanwakkerende euroscepsis, in verrassend hoog tempo stappen gezet naar vergaande eenwording in de sfeer van het bankwezen. Europa wordt de baas over die sector.