Bekentenis
Jona was een man die de Heere meermalen tot Zijn dienst onder Israël had gebruikt. Nu was Jona ongehoorzaam. Laten we daarbij overdenken uit welke verdorven grond dit voortkwam en uit wat voor hoogmoedige geest. Hij dacht namelijk: God is zo barmhartig, Hij zal wel te verbidden zijn. En dan zou hij, Jona, die predikte dat Ninevé binnen veertig dagen zou vergaan, veracht worden.Hoe makkelijk kon hij zich dat nu te binnen brengen, nu ook zijn geweten zijn heimelijke zonden in het licht stelde en nu hij het vreselijke onweer van de hemel op de zee zag. Daarbij werd hij ontdekt door het lot, dat hem aanwees als de oorzaak van dit alles. Daarom zei Jona: „Neem mij op en werp mij in de zee.”
Hier zien we de eigen werkzaamheid van de consciëntie die door Gods oordelen wakker is gemaakt. Het zijn zonden die men bedreven heeft alsof het geen zonden waren. Men heeft ze bedekt, opdat niemand ze zou weten. Die zonden doet de consciëntie dan zien in hun afschuwelijke gedaante, met al hun verzwarende omstandigheden. Ze liggen dan als een ondragelijke last op de ziel, die de mens in de diepste afgrond van de hel dreigt te doen neerzinken. Men wil ze niet langer verbergen, hoeveel moeite men ook doet, maar men wil ze openlijk belijden om die zware ballast kwijt te raken.
N. S. van Leeuwarden, lidmaat in Amsterdam (De Godvreezende Zeeman, 1744)