Steeds meer monden
Ooit stond ze aan het bed van een uitgeputte vrouw van rond de dertig, die juist haar zevende kind had gebaard. Volgens minister Eveline Herfkens (Ontwikkelingssamenwerking) is het een immens probleem dat vrouwen in arme landen niet zelf kunnen beschikken over hun kindertal. Ze investeert daarom honderden miljoenen euro’s aan hulpgeld om daar iets aan te doen. Daarbij gaat ze ervan uit dat ook de christelijke kamerfracties die „pragmatische aanpak” steunen. „We hebben er in de Kamer nooit een woord aan vuilgemaakt.”
Binnen de Verenigde Naties leven grote zorgen over de snelgroeiende wereldbevolking. In november vorig jaar vroeg het VN-bevolkingsfonds daarom aandacht voor de zogenaamde reproductieve gezondheidszorg, de zorg die alles met de menselijke voortplanting heeft te maken. Wanneer ook mensen in de allerarmste landen van de wereld toegang krijgen tot deze tak van zorg, kan dat het probleem van dreigende overbevolking wellicht beheersbaarder maken, aldus het jaarlijkse Wereldbevolkingsrapport.
Om het pleidooi kracht bij te zetten, presenteerde het Bevolkingsfonds een aantal cijfers. Wanneer niets verandert, zal de totale wereldbevolking binnen een halve eeuw met 50 procent toenemen tot 9,3 miljard mensen. Als het iets anders uitpakt zelfs tot 10,9 miljard. De bevolkingsgroei zal zich voornamelijk voltrekken in de 49 minst ontwikkelde landen. Daar waar overheden hun burgers nu al nauwelijks een bestaansminimum kunnen bieden, valt een verdrievoudiging van de bevolking te verwachten.
„Maar er is hoop”, aldus het Wereldbevolkingsrapport 2001: wanneer politici overal ter wereld de problemen adequaat aanpakken, kan de bevolkingsgroei worden afgezwakt, waardoor er in 2050 ’slechts’ 7,9 miljard monden gevoed moeten worden. Belangrijk daarbij is dat mensen -vooral vrouwen- zelf kunnen kiezen hoe veel kinderen zij willen krijgen en wanneer precies. Landen die aan ontwikkelingssamenwerking doen, moeten dus flink investeren in het ter beschikking stellen van voorbehoedsmiddelen, in het verspreiden van kennis over die middelen en in het aanbieden van veilige abortussen.
Meer geld
Onder christenen mag een dergelijk pleidooi op weerstand stuiten, bij minister Herfkens is het niet tegen dovemansoren gezegd. Sterker: zij prijst zich gelukkig met de „internationale consensus” die over het onderwerp is ontstaan en de aandacht die het Wereldbevolkingsrapport ervoor vraagt. Zelf is ze al jaren overtuigd van de noodzaak van een goed reproductief gezondheidsbeleid, juist in de armere delen van de wereld.
In Nederland is Herfkens bepaald niet de enige die er zo over denkt. Toen ze in de zomer van 1998 aantrad als minister voor Ontwikkelingssamenwerking was het afgesproken beleid dat jaarlijks 4 procent van het totale hulpbudget (zo’n 125 miljoen euro) naar reproductieve gezondheidszorg ging. Die doelstelling liet Herfkens los, „omdat ik in principe alle doelstellingen los heb gelaten.” Ontwikkelingsbeleid moest in de ogen van de nieuwe minister niet een zaak zijn van het halen van voorgeschreven financiële doelstellingen. Ze wilde de hoogte van haar investeringen laten afhangen van de kwaliteit van de plannen van overheden en organisaties.
„In de praktijk heeft het ertoe geleid dat het bedrag dat we besteden aan reproductieve gezondheidszorg sinds mijn aantreden enorm is gestegen”, licht minister Herfkens toe tijdens een gesprek op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. „Internationaal behoren we tot de topvijf. Als ik bijvoorbeeld geld geef voor de opvang van Afghaanse vluchtelingen in Pakistan, zet ik er specifiek bij dat we prioriteit willen geven aan het financieren van reproductieve gezondheidszorg.”
Ze doet dat, omdat ze weet dat dergelijke zorg „voor tweederde van de vluchtelingen, zeker de vrouwen en de kinderen, zeer belangrijk is.” Wat daarbij sterk meespeelt is dat „andere donoren er meestal niet een-twee-drie naar kijken.” Om te onderstrepen dat ze veel doet voor reproductieve gezondheidszorg, meldt Herfkens dat Nederland de grootste donor is van het VN-bevolkingsfonds (jaarlijks 77 miljoen euro) en van UN-aids (23 miljoen). „Bij UN-aids lopen we al vijftien jaar voorop.”
Niet menswaardig
„Je kunt niet tegen de klippen van de alsmaar groeiende bevolking op blijven ontwikkelen”, zegt Herfkens over het probleem van de almaar groeiende wereldbevolking. „Je komt er niet als de bevolking harder groeit dan de economie.” Toch zijn het niet in de eerste plaats de indrukwekkende getallen, die Herfkens bezighouden. Ze vindt de individuele mens interessanter dan de macrocijfers, zegt ze. „Dan gaat het me vooral om vrouwen, die meer kinderen hebben dan ze willen of aankunnen.”
Zo stond de minister ooit aan het kraambed van een uitgeputte Afrikaanse vrouw, tien uur nadat die was bevallen van haar zevende kindje. „Ze leek wel vijftig, maar ze was nog geen dertig. Ik vroeg haar of het een jongetje of een meisje was. Dat wist ze nog niet, ze had nog niet gekeken. Tien uur na de bevalling. En waarschijnlijk had ze na die zevende nog wel een aantal bevallingen te gaan.”
„Kijk”, constateert Herfkens, „dat is dus geen menswaardig leven. Niet voor die vrouw, niet voor haar kinderen. Wat kan zo’n vrouw die kinderen geven als ze met zovelen zijn. In zo’n arme situatie.” Het geval staat niet op zichzelf, wil de bewindsvrouw maar zeggen. „Dit komt in armere landen heel vaak voor. Meisjes krijgen veel te jong kinderen, er wordt veel te vroeg getrouwd. Ontzettend veel vrouwen slepen zich van de ene zwangerschap naar de andere.”
Intussen moeten diezelfde vrouwen hun huishouden runnen, de kinderen verzorgen, voedsel produceren en klaarmaken en water halen. „De mannen steken vaak geen hand uit”, weet Herfkens. „In het ontwikkelingsbeleid loont het veel meer om hulp te geven aan vrouwen dan aan mannen. Geef je het aan vrouwen, dan komt het bij de gezinnen terecht, geef je het aan mannen, dan kopen ze er vaak luxegoederen voor. Bovendien zijn er culturen waarin je mannelijkheid kunt bewijzen door zo veel mogelijk kinderen te krijgen. Dat is een deel van het probleem.”
Uw doel is dus deze vrouwen meer kennis en voorbehoedsmiddelen verstrekken?
„We moeten deze vrouwen helpen om zelf hun leven in te richten. Bij voorkeur geen kinderen voor ze een jaar of twintig zijn, daarna zo veel als ze er zelf willen hebben en op de momenten waarop ze kinderen willen hebben. Een van de grootste problemen van vrouwen in ontwikkelingslanden is dat ze daar geen zeggenschap over hebben.”
Willen die vrouwen dat zelf?
„Alle vrouwen. Ik heb in ontwikkelingslanden nog nooit een vrouw ontmoet die geen zeggenschap zou willen hebben over wanneer zij kinderen krijgt en hoeveel.”
Uit het Wereldbevolkingsrapport komt de suggestie naar voren dat kleine gezinnen de maat vormen. Is dat terecht?
„Ik vind het heel moeilijk om daar een oordeel over te vormen. Het gaat hier niet om de theoretische vraag of je acht of twee kinderen wilt in een situatie waarin je ook acht kinderen een toekomst kunt geven. Het gaat hier om de realiteit van een miljard vrouwen die niet in staat zijn om meer dan twee of drie kinderen een behoorlijke toekomst te geven. Dat is heel wat anders dan grote gezinnen in Nederland. Ik ken hier ook mensen die acht kinderen hebben. Als je die allemaal te eten kunt geven, behoorlijk kunt kleden, gezondheidszorg kunt garanderen en allemaal behoorlijk kunt laten doorleren, dan is dat geen probleem. Maar dat is in arme landen dus niet de keuze.”
De wereldbevolkingspolitiek gaat dus wat u betreft niet de kant op van de dwangmatige Chinese éénkindpolitiek?
„Daar ben ik geweldig tegen. Ik zit absoluut niet het Chinese beleid te verdedigen. Dat is mensenrechtenschending. Waar het mij om gaat, is dat mensen zelf kunnen beschikken over hun kindertal. Wanneer je vrouwen de kennis en de middelen geeft, dan komt het automatisch goed. Dan is het Chinese beleid niet nodig. Daar waar de keuze bestaat, zijn geweldige succesverhalen te vertellen. Bangladesh heeft in zeer korte tijd het kindertal kunnen terugbrengen. Niet door dwang, maar door inderdaad vrouwen de middelen ter beschikking te stellen en daarin te investeren.
Abortus
Onder het zogeheten reproductieve gezondheidsbeleid valt ook de abortus provocatus. Herfkens zegt er geen enkele moeite mee te hebben om beleid te ondersteunen dat is gericht op het bevorderen van veilige abortus. Nadrukkelijk vermeldt ze daarbij dat ook zij geen voorstander van abortus is. „Niemand is voorstander van abortus. Abortus is vreselijk, het zou niet moeten. Probleem is echter dat in de feitelijke wereld 80.000 vrouwen per jaar sterven, omdat zij abortus plegen op niet-verantwoorde wijze. Het zijn die 80.000 vrouwen aan wie ik denk.”
Abortus moet wat Herfkens betreft blijven wat het in de Nederlandse zorgsector is: het sluitstuk van een „breed reproductief gezondheidsbeleid”, dat „in een uiterste situatie” dient te worden toegepast. Ze wijst erop dat „99 procent van het beleid is gericht op het voorkomen van abortus.” „Als we kijken hoe die zorg bij ons functioneert, dan kunnen we daar geweldig trots op zijn”, is haar mening. „Vanwege dit brede reproductieve beleid hebben we het laagste aantal abortussen ter wereld. Het is dát type beleid, reproductieve gezondheidszorg over de volle linie, dat ik de moeite van het exporteren waard vind.”
In internationale debatten over dat exporteren heeft Herfkens wel eens „problemen” met „een groep van islamitische landen en Vaticaanstad.” Eén keer was het zelfs de Amerikaanse president Bush met wie zij in de clinch lag. „Maar dat ging eigenlijk niet over de inhoud van het abortusprobleem. Wat mij buitengewoon ergerde, was dat hij internationale afspraken aan zijn laars lapte door ontwikkelingsorganisaties niet meer te subsidiëren als ze abortussen betalen. Dat vond ik een zeer verontrustend teken.”
Over uw botsing met Bush zijn schriftelijke kamervragen gesteld. Maken de christelijke fracties het u moeilijk als het gaat om het exporteren van abortus?
„Helemaal niet. Die kamervragen gingen alleen over de toonhoogte die ik als Nederlandse minister had gebezigd tegen de Amerikaanse president. Ik heb in mijn tijd als minister nooit een debat gehad met de Kamer over de inhoud van mijn beleid inzake abortus. De christelijke fracties delen natuurlijk ook mijn inzet om het aantal abortussen te minimaliseren. Het geheel is een pragmatische aanpak, waar zij het volgens mij wel mee eens zijn. Anders hadden ze het maar moeten zeggen.”
„Het kan ook zijn dat ze dit zien als een gevecht dat ze verloren hebben. Dan doel ik op de eindeloze discussie die we hebben gehad over de Nederlandse abortuswetgeving. Daar zijn de meningen heel serieus gewisseld. Toen is ook duidelijk geworden dat niemand in de Nederlandse politiek vindt dat abortus wenselijk is. De discussie is veel meer een pragmatische geweest: hoe kan je dan voorkomen dat het zo min mogelijk voorkomt?”
Is over die voorbehoedsmiddelen ook nooit gedebatteerd?
„Niet gedurende de periode dat ik minister ben. Maar dat is natuurlijk ook niet zo’n heet hangijzer. Internationaal is er nauwelijks sprake van serieus verzet. Het valt mij telkens weer op dat de visie van de paus in de praktijk weinig invloed blijkt te hebben. Mensen overschatten dat vaak. Ik heb eindeloos rondgereisd in de armste gebieden van Brazilië. Wie zorgen daar voor de verspreiding van gratis condooms? De nonnen!”
„Kijk, ik vind ze dom, die pauselijke uitspraken. Die bisschoppen ook, die hebben blijkbaar nog nooit over de rand van hun eigen wereldje heengekeken. Zulke dingen helpen natuurlijk niet bij de wereldwijde armoedebestrijding en het probleem van overbevolking. Maar ik vraag me af of individuele gelovigen zich wel zo veel aantrekken van dergelijke kerkelijke uitspraken. Wat dat betreft is emancipatie ook een groot goed. Door een beetje scholing kunnen mensen in de echte wereld dit soort kerkelijke uitspraken ook relativeren.”
Begrijpt u het verzet vanuit diverse religies tegen voorbehoedsmiddelen, namelijk dat het een vrijere seksuele moraal in de hand werkt?
„Ik geloof in de verste verte niet dat daar een relatie ligt. Natuurlijk is het zo dat vrouwen die zich niet monogaam gedragen er met gebruik van een voorbehoedsmiddel makkelijker van afkomen. Maar voor mannen gaat dat al niet meer op; die komen sowieso makkelijk weg. En als je naar deze wereld kijkt, dan zie je gewoon dat het een feitelijke menselijke eigenschap is om je niet monogaam te gedragen. Laten we, die realiteit onderkennend, nou in vredesnaam met elkaar proberen om de gruwelijke schade daarvan -van aids tot ongewenste tienerzwangerschappen- te voorkomen.”
„We kunnen het er eindeloos over hebben of de mens slecht is of niet, maar ik constateer gewoon dat veel mensen dingen doen die ze niet zouden moeten doen. Je kunt dan zeggen dat het theoretisch niet zou moeten en de andere kant op gaan zitten kijken. Maar dat vind ik, eerlijk gezegd, onverantwoord gedrag. En dat geldt dus de kerken voorzover ze zeggen dat er geen condooms verspreid mogen worden.”
Dit is de eerste aflevering van een tweeluik over bevolkingspolitiek; maandag de tweede aflevering, met daarin de reactie van de christelijke kamerfracties.