Organist Pieter Heykoop: man van het moment
Twee zinnen komen in het gesprek met organist Pieter Heykoop een aantal keren terug. Als het gaat om literatuurspel: „Ik ben geen student.” En als het gaat over de voorbereiding op samenzangavonden: „Ik ben een man van het moment.”
Bij het Van den Heuvelorgel in de gereformeerde gemeente van Yerseke, waar hij sinds 1986 organist is, laat Pieter Heykoop (53) horen wat al jaren zijn handelsmerk is. „Het wordt winter, dus Psalm 147.” Een fluisterend begin op het zwelwerk, dat aanzwelt en weer wegzakt. Zachte tongwerken, verstilling. Romantische harmonisaties, modulaties, octaveren. Als het volle werk van het 42 stemmen tellende orgel is bereikt, davert het instrument in de droge ruimte. „Dat is jammer hier”, aldus de organist. „Het is een prachtig orgel, maar akoestisch geeft de kerk niks mee.”
Kleuren met klanken, noemt Heykoop zijn manier van improviseren. Hij maakt graag de vergelijking met zijn andere ambacht: tot voor kort was hij chef-kok in zijn restaurant & zalencentrum De HeyZon in Kapelle-Biezelinge. „Zoals een kok in de keuken kleurt met smaken en gerechten, zo kleurt een organist met klanken.”
Heykoops stijl slaat breed aan. Zijn cd’s ”Voor kerktijd…”, waarvan hij inmiddels de zevende aflevering maakte, gaan als warme broodjes over de toonbank. „Vrouwen van predikanten bellen. „Mijn man zit veel in de auto en luistert graag naar dit soort orgelspel. Hebt u nog een cd’tje?” Dat vind ik mooi.” Ook de opnamen van massale samenzangavonden overal in het land, al dan niet met bovenstem of in de berijming van Datheen, vinden gretig aftrek.
Onlangs speelde Heykoop voor het eerst op de synode van de Gereformeerde Gemeenten in Utrecht. In het verslag in De Saambinder schreef ds. G. J. N. Moens dat dit het orgelspel is „zoals wij dat graag voor kerktijd horen.”
Waarom slaat uw manier van spelen zo breed aan?
„Ik denk dat ’t het eenvoudige is dat mensen willen horen. Als ik hier in Yerseke in de wat steriele stijl van de partitabundels van de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG) zou spelen, schieten ze me af. Dat zou ik direct horen. Dat eten ze hier niet. Je moet spelen zoals het volk het wil. Zij moeten het zondags aanhoren. Daarom vind ik het jammer dat de VOGG wat smal is, een beetje elitair. Wat zij voorstaat, wordt niet breed gedragen binnen de Gereformeerde Gemeenten. De meeste kerkgangers en ook predikanten willen stichtelijk orgelspel horen, waarbij het Woord vooropstaat. Daar probeer ik bij aan te sluiten. Op zo’n synode hoor ik dat de predikanten waarderen wat ik tijdens de pauzes doe. Dat was een mooie ervaring.”
U legt zich al jaren toe op improvisatie en samenzangbegeleiding. Speelt u weleens literatuur?
„Eigenlijk nooit. Ik ben geen student. Ik luister wel veel naar klassieke muziek. Radio 4 in de auto bijvoorbeeld. Of muziek van Franck en Vierne: prachtig. Händel is op z’n tijd ook mooi. Ik ga graag naar een concert van een toporganist als Jan Hage. Laatst nog in Maassluis, met onder andere Psalm 94 van Reubke en werk van Guillou. Prachtig! Tegen zo iemand kijk ik hoog op. Net als tegen Arjen Leistra, Hayo Boerema of Toon Hagen. Als ik, met eerbied gesproken, 300 zou mogen worden, dan zou ik wat zij doen nog nooit kunnen. Ik luister graag naar Bach, maar die muziek spelen, dat zit er niet in. Ik zou dat lef ook niet hebben. Soms ben ik bij een concert van een professionele organist die literatuur speelt waarbij ik het zweet in m’n handen heb, omdat het maar net goed gaat. Dan maar liever niet. Ik speel thuis weleens literatuur, en daar gaat het dan aardig. Maar als je in de kerk komt en het lukt niet… Daarin voel ik me heel onzeker. Ik ga liever voor safe: de dingen die ik kan en graag doe.”
U had ooit les van Jan Bonefaas en Ben van Oosten. Wat hebt u van hen geleerd?
„Ik heb zo’n vier à vijf jaar les van Bonefaas in Gorinchem gehad. Bach en Reger deden we daar. Ik was altijd blij als ik er weer heelhuids doorheen kwam. Bonefaas was een goede, strenge leermeester. Niet te veel uit je hoofd spelen, zei hij vaak. Tijdens een leerlingenconcert heb ik weleens het Allegro assai uit Sonate 4 van Guilmant gespeeld. Dat heb ik later op een concert in de serie in Zaltbommel nog een keer uitgevoerd. Bij Ben van Oosten ben ik zo’n anderhalf jaar geweest. Hij leerde me vooral breder te kijken dan ik toen deed. Ik was in die tijd fan van Klaas Jan Mulder. Van Oosten vond dat geen probleem, maar zei wel dat ik m’n eigen stijl moest ontwikkelen.”
Binnenkort speelt u tijdens het nieuwjaarsconcert in de Rotterdamse Laurenskerk improvisaties van Mulder.
„Dat ze mij zouden vragen, had ik niet kunnen denken. Ik vind het een hele verwaardiging. Ik ga Mulders improvisaties naspelen. Niet tot op de laatste noot, maar het moet er natuurlijk wel op lijken. Psalm 42, Psalm 77, ”Als ik Hem maar kenne”. En misschien ”Ruwe stormen”.” Hij kruipt achter de klavieren en laat horen hoe het ‘windmotief’ in Mulders beroemde improvisatie gaat. „Dat deed ik als jongetje al: naspelen wat je op de plaat hoorde, akkoorden uitproberen, net zolang tot je ze had. Mulder heb ik heel hoog en met zijn stijl ben ik helemaal vergroeid. Maar ik sta ver buiten zijn schaduw. Zo soepel als hij literatuur speelde… Hij maakte echt muziek.”
U speelt bijna iedere zaterdagavond ergens in het land tijdens een samenzangavond. Hoe bereidt u zich daarop voor?
„Inderdaad ben ik zaterdags veel op pad, dat is zo gegroeid de laatste jaren. Sinds ik een vaste man in de keuken van De HeyZon heb, heb ik er ook meer tijd voor. Al die avonden zijn trouwens op uitnodiging; ik organiseer niks zelf. Het verbaast me soms waar ik allemaal mag komen. Ik had nooit gedacht dat de oud gereformeerde gemeente in Krimpen aan den IJssel me zou vragen; maar daar kom ik alweer een paar jaar. Zo speelde ik ook de ingebruikname van het orgel in de gereformeerde gemeente in Nederland in Barneveld en laatst in Arnemuiden. Hoe ik me voorbereid? Thuis weinig, dat werkt bij mij niet. Ik ga op tijd naar zo’n kerk. Eerst een bak koffie met de koster, en dan het orgel voelen. Het maakt nogal wat uit of je in Elspeet in de gereformeerde gemeente met het nieuwe Škrablorgel zit, of in de hersteld hervormde kerk daar met het Metzlerorgel. Dat laatste heeft een barok karakter en staat in een akoestisch betere ruimte. Daar speel ik dan ook nuchterder. En dan moet het ter plekke gebeuren. Ik ben een man van het moment. De beginregistraties bij elke psalm zoek ik uit, maar verder laat ik het aan het moment over. Ik kijk erg op tegen improvisators als Gerben Mourik en Sietze de Vries. Die kunnen binnen een bepaalde stijl echt volgens de regels spelen. Ik speel voor m’n plezier. En als het voorbij is, dan is het ook klaar. Volgende keer opnieuw en liefst beter. Net als een schilder die uren bezig is geweest. Als het schilderij klaar is, heeft hij het al gezien.”
U zet de opnamen van samenzangavonden wel op cd. En voorspelen komen in bladmuziek uit. Dat lijkt zelfs een lucratieve handel.
„Zeker. Ik zeg weleens dat dat m’n tweede winkel is. Zo’n 80 procent van m’n tijd gaat daar momenteel in zitten. Maar of ik daarin commercieel ben? Ik weet niet eens wat er op mijn bankrekening staat. M’n vrouw doet de boekhouding. Ook dat is niets voor mij. Kijk, ook dit is zo gegroeid. Het is me overkomen. Wil je eens een cd’tje met muziek voor kerktijd maken, vraagt iemand dan. En als dat nog een paar keer wordt gevraagd, ga ik overstag. Van het een komt het ander, nu is het een hele serie. Zo ging het met de bladmuziek ook. Wil je niet eens iets op papier zetten? Daar kom je dan aan tegemoet. Dan ga ik met m’n cd naar André de Jager, die zo’n voorspel in noten kan omzetten. We hebben nu afgesproken dat er twee keer per jaar een paar bundeltjes verschijnen.”
Critici spreken van marktvervuiling.
„Ik geloof niet dat ik iemand in de weg zit. Kijk, ik zal niet zeggen dat mijn muziek veel om het lijf heeft. Zo bekwaam voel ik me niet. Maar ook hier geldt: het is het eenvoudige dat mensen willen. Wat organisten er vervolgens mee doen, daar word ik ook niet altijd blij van. Soms hoor ik ergens een nummertje uit m’n eigen boekje. Dan denk ik: Geef het nou de rust die het vraagt; dan kun je in plaats van zes minuten tien minuten vullen.”
U bent 53. Hebt u bij gezondheid nog wensen, ambities?
„Weinig. Ik ben een man van de dag en van het moment, en moet het ook hebben van het moment. Hier in Yerseke is het fijn; dat ik nu meer tijd voor de muziek heb, is heerlijk. Het heeft me nog nooit aan iets ontbroken en wat ik mag doen, zie ik als een gave.”
U speelt massale samenzangavonden in Kampen, Zaltbommel, Dordrecht, Tholen. Waar bent u het liefst?
Resoluut: „Hier thuis, in Yerseke, op m’n eigen orgel, bij m’n eigen volk. Natuurlijk, de Bovenkerk in Kampen is prachtig. Maar zondags vormt het zingen één geheel met de rest van de dienst. Dit is een heel fijne gemeente, en ze kunnen hier zingen. Daar moet je als organist wel wat voor doen. In de zaak zeg ik altijd: Als je wilt dat mensen je soep eten, moet je ze eraan laten ruiken. Zo is het met samenzang ook: je moet de gemeente uitnodigen om te zingen, stimuleren, en dat doe je door gedreven te spelen. Aanpakken en uitpakken.”
Meer informatie: www.pieterheykoop.nl
Lees ook in Digibron:
Sfeermaker achter de klavieren - interview met Pieter Heykoop (Reformatorisch Dagblad, 20-11-2000)