Leiderschapskwestie VVD blijft onopgelost
Uitgebreid applaus voor vice-premier Zalm tijdens de speech van fractieleider Van Aartsen, en uitgebreid applaus voor Van Aartsen tijdens de speech van Zalm. Wie naar het VVD-congres in Veldhoven is gekomen om duidelijkheid over het partijleiderschap, krijgt nul op het rekest.
Zorgvuldig schuift de VVD-top de grote vraag voor zich uit. Als alles goed gaat, duurt het nog ruim drie jaar voor er weer verkiezingen zijn. Pas dan hoeft de partij een nieuwe lijsttrekker aan te wijzen. Tot die tijd is vice-premier Zalm formeel de leider, terwijl de charismatische fractievoorzitter Van Aartsen materieel steeds meer gezag verwerft.
De twee lijken stilzwijgend te hebben afgesproken er geen competitie van te maken. Beiden draaien omzichtig heen om de prangende vraag van partijgenoten, kiezers, en niet in de laatste plaats de media. Van Aartsen brengt in zijn debuutspeech tot het VVD-congres een opgewekt „tribuut aan Zalm”, die op zijn beurt „complimenten” uitdeelt aan Van Aartsen.
En dat alles terwijl scheidend partijvoorzitter Eenhoorn al antwoord heeft gegeven op de grote, onuitgesproken vraag, die de congresgangers wel degelijk beheerst. Hij doet het af als „kinnesinne van anderen.” De VVD-top hoeft zich volgens hem nergens dik om te maken. „We hebben Zalm, we hebben Van Aartsen, we hebben zo veel leiders”, roept hij uitbundig naar zijn partijgenoten.
Die weten daarmee nog niets. Al is het natuurlijk niet geheel betekenisloos dat ze van de partijvoorzitter geen besliste keuze krijgen voor het formele leiderschap van Zalm. Ook de nieuwe partijvoorzitter, de Utrechtse wethouder Van Zanen, doet dat niet. Van Aartsen eist van zijn kant niets op, maar geeft ook niets gewonnen. Voor Zalm geldt precies hetzelfde.
Alleen al de programmering van het congres vertelt het moeizame verhaal van de leiderschapskwestie. Op vrijdagavond, als de zaal bomvol zit en de pers in de startblokken zit voor de kranten van de volgende ochtend, is de beurt aan Jozias van Aartsen. Pas op zaterdag maakt Gerrit Zalm zijn opwachting. Maar dat is juist wel het traditionele moment voor de partijleider.
„Voor een zaterdag is de zaal nog lekker vol”, begint Zalm. Nog voordat echter iemand denkt dat hij het zuur bedoelt, beantwoordt hij het tribuut dat Van Aartsen hem de avond tevoren bracht om zijn inspanningen voor het Europese stabiliteitspact. „Er is er één die het liberale geluid in het parlement laat horen. Hij deed dat de afgelopen maanden en deed het gisteravond hier met een bevlogen toespraak.”
Zijn complimenten laat Zalm gepaard gaan met een lesje dualisme. „Jozias leidt de fractie en ik het VVD-smaldeel in het kabinet. We zorgen ervoor dat we elkaar niet voor verrassingen plaatsen, maar respecteren elkaars verantwoordelijkheden.” Dat klinkt hoffelijk, maar wijselijk zwijgt Zalm over de oude VVD-traditie die wil dat de politiek leider niet in de regering, maar in het parlement zit.
Toch is het Zalm die tijdens dit congres het meeste terrein prijsgeeft. Door niet formeel op zijn strepen te gaan staan, maakt hij van de leiderschapskwestie iets materieels. Het gaat nu om gezag, om uitstraling en om charisma. En juist op die terreinen weet de zelfverzekerde fractieleider Van Aartsen zich heer en meester boven de koele en zakelijke bestuurder Zalm.
Van Aartsens debuutspeech is daarvan één groot getuigenis. Hij voert zijn liberale partijgenoten niet alleen terug naar hun voorvader Thorbecke en naar liberale manifesten, maar confronteert hen ook met intellectuelen als de onlangs overleden historicus Kossman. Zijn ver doorgevoerde beeldspraak over het kabinet als een schip in de storm, gaat er in als koek.
Qua stijl en inhoud doet Van Aartsen denken aan Bolkestein, die de VVD in het midden van de jaren negentig ook op intellectuele en gedurfde wijze profiel gaf. Watertandend herinneren partijgenoten zich dat dit de VVD geen windeieren legde. Na lange jaren waarin lolbroeken als Dijkstal en Jorritsma de dienst uitmaakten, zijn ze daar ook wel weer eens aan toe.
Tegelijkertijd zijn ze Zalm dankbaar dat die deze bloem vooralsnog laat bloeien. Want als iets anders duidelijk is in de geschiedenis van de VVD, dan is het dat geruzie tussen twee leiders altijd averij oplevert. Daarvan vormen de jaren tachtig het voorbeeld. Eerst ging het mis tussen vice-premier Van Aardenne en fractieleider Nijpels, daarna tussen De Korte en Voorhoeve. In 1989 resteerden nog maar 22 van de 36 zetels die de VVD begin jaren tachtig had.