Op dit moment verlaten ongeveer 36.000 jongeren per jaar hun opleiding zonder een zogenoemde startkwalificatie (een diploma mbo2 of hoger). Dat aantal is al lager dan een aantal jaren geleden, maar blijft de laatste jaren redelijk gelijk. Het streven naar deze startkwalificatie blijft volgens de raad belangrijk, „maar het behalen van een diploma op tenminste mbo niveau 2 is niet voor iedereen haalbaar. Om te voorkomen dat deze leerlingen tussen wal en schip vallen, is het belangrijk meer aan te sluiten bij wat zij wel kunnen”.

Grofweg bestaat de groep uitvallers uit twee soorten jongeren: zij die het niveau gewoonweg niet aankunnen (ongeveer 13.000) en zij die het wel zouden kunnen, maar belemmerd worden door bijvoorbeeld problemen thuis of fysieke problemen.

De eerste groep zou in hun lessen direct moeten worden voorbereid op de arbeidsmarkt, door ze bijvoorbeeld heel praktisch te laten leren rekenen. Voor de andere groep is een mbo2-diploma wel binnen handbereik wanneer „overgangen soepeler verlopen of ze meer tijd krijgen” (in een schakelklas bijvoorbeeld).