Kerk & religie

Christelijk neefje, boeddhistische nicht

Dr. V. Küster sprak vrijdag zijn oratie uit als hoogleraar crossculturele theologie in Kampen. Deze theologie bestudeert de raakvlakken en ontmoetingen tussen mensen van verschillende geloofsopvattingen.

J. C. Karels
28 November 2003 19:30Gewijzigd op 14 November 2020 00:45

Niet alleen theologie, ook de beeldende kunst heeft zijn aandacht. Wat dat betreft komt de uit Duitsland afkomstige dr. Küster in Nederland goed aan zijn trekken. „Ik ga graag naar tentoonstellingen, over Van Gogh, Rembrandt. Migrantenkunstenaars vind ik boeiend.”

Küster organiseerde ooit tentoonstellingen over Balinese en Indiase kunst. De link naar de crossculturele theologie is duidelijk: „Ik beschouw kunst als een medium om theologische gedachten tot uitdrukking te brengen. Niet in woorden, maar in vormen. Die tentoonstellingen waren een mooie gelegenheid om te laten zien hoe christenen uit andere culturen hun geloof tot uitdrukking brengen. Je hebt als het ware onmiddellijk toegang tot hun geloof.”

Küster studeerde theologie in Heidelberg. Tijdens een eenjarig verblijf in Zuid-Korea (1987-1988) leerde hij het boeddhisme van nabij kennen. Hij verdiepte zich in de bevrijdingstheologie, in de context van de Zuid-Koreaanse militaire dictatuur. Later zou zijn dissertatie (magna cum laude) erover gaan: ”Theologie im Kontext. Zugleich ein Versuch über die Minjung-Theologie.”

In Heidelberg schreef Küster tevens een boek over ”de vele gezichten van Jezus Christus”, waarin hij een ”interculturele christologie” ontvouwt. In 1999 werd hij predikant van de Evangelisch Kirche in de Paltz.

Datzelfde jaar begon hij als gastdocent aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK), waar hij vrijdag inaugureerde als hoogleraar crossculturele theologie. Zijn oratie is een „zoektocht in het landschap van de interreligieuze dialoog”.

Sinds 11 september 2001 is deze dialoog gesprek van de dag. Vraag is wel: wie voert eigenlijk een dialoog, met wie, over wat? „Een gesprek tussen godsdiensten bestaat in feite niet”, stelt Küster. Afgezien van de paus, de dalai lama en misschien nog een paar anderen, kennen godsdiensten geen centrale instantie die bindend spreekt voor de hele gemeenschap. „De interreligieuze dialoog vindt dus strikt genomen niet tussen religies plaats, maar tussen gelovigen van de verschillende godsdiensten”, aldus Küster in zijn rede.

Küster distantieert zich van een pluralistische theologie van de religies, die zegt dat elke godsdienst z’n eigen waarheid heeft en dat ze allemaal uiteindelijk dezelfde god aanbidden, zodat zending overbodig is. „Deze opvatting neemt noch de eigen godsdienst, noch die van een ander echt serieus.” Tegelijk onderstreept hij dat voor een dialoog met andere godsdiensten het exclusieve standpunt -buiten de kerk geen heil- zinloos is. „Zeg je tegen de ander: als je niet overstapt, ga je naar de hel, dan heb je geen goed startpunt voor een dialoog.”

Als zendeling hoop je dat de ander tot het christelijk geloof overgaat, want diens godsdienst is een dwaalweg. Zending en dialoog staan dus op gespannen voet met elkaar.

De klassieke zendingsgedachte gaat daar inderdaad van uit. Als je strikt in ’binnen’ en ’buiten’ denkt, kan van een werkelijk gesprek geen sprake zijn. Een dialoog mag niet als doel hebben de ander over te halen. Tegelijk hoort het getuigenis er wel bij: je wilt in de dialoog het beste van je eigen godsdienst laten zien. De laatste jaren is de zending in veel kerken sterk door het dialogisch denken beïnvloed. Zending en dialoog zijn op elkaar betrokken, zou ik zeggen.”

Neem Zuid-Korea, waar christenen als minderheid temidden van een boeddhistische meerderheid leven, zegt Küster. „Het komt vaak voor dat je als christen boeddhisten in je familie hebt. Je beleeft hun feesten en riten mee. Als je met je boeddhistische neef in gesprek bent, kun je getuigenis van je geloof afleggen. Dat kan een vorm van zending zijn.

Moslims vinden het ”blasfemisch” als christenen Jezus Gods Zoon noemen. Van werkelijk respect voor elkaars opvatting kan dan geen sprake zijn.

„De interreligieuze dialoog vindt plaats in wat ik de ”derde ruimte” noem. Naar deze ruimte in het grensgebied neemt ieder het beste mee wat zijn godsdienst te bieden heeft, zonder het heilige, je eigen identiteit, op te geven als toevluchtsoord. Wie zich in dit grensgebied begeeft, stelt zich aan risico’s bloot. Je eigen geloofsgenoten kunnen je als een verrader gaan beschouwen. En andersgelovigen kunnen je verwonden. Zoals Christus is verwond aan het kruis, zo zijn ook zijn volgelingen ’verwondbaar’ als ze dit gesprek aangaan. Het is immers pijnlijk als van de andere kant geen respect komt. Respect moet altijd van twee kanten komen.”

Christenen en moslims hebben een zo verschillend godsbeeld, dat je niet kunt zeggen dat ze dezelfde god aanbidden.

„Ik ben niet voor het gebruik van de term Abrahamitische oecumene. Daarin worden de verschillen tussen de godsdiensten niet serieus genomen. Liever spreek ik van Abrahamitische religies, en zeg: uiteindelijk zijn de verschillen sterker dan de overeenkomsten. Wel zou ik zeggen dat christenen, Joden en moslims dezelfde ene God aanbidden. Maar direct voeg ik daaraan toe: hun tradities zijn heel verschillend. En die verschillen moeten we serieus nemen.”

Met moslims en Joden delen we een aantal verhalen, stelt Küster, met Joden zelfs een groot deel van onze heilige schriften. „In de middeleeuwen werd de islam door christenen zelfs als christelijke ketterij beschouwd. We delen dus iets met elkaar, maar ik ben niet zo optimistisch om van een oecumene te spreken. Het gaat gewoon om drie gewoon drie godsdiensten.”

De islam bedreigt de westerse democratie, vrezen velen.

„Ik deel die angst niet. In Turkije bestaat de scheiding van kerk en staat, er zijn dus islamitische landen die deze scheiding kennen. Ik ben er niet van overtuigd dat de islam die een eenheid van religie en politiek nastreeft de enige vorm van islam is. In Europa lijkt zich een euro-islam te ontwikkelen, die hier toch anders tegen aankijkt. Ook moet je niet vergeten dat we inmiddels met een tweede generatie moslims te maken hebben. Het blijft oppassen dat de islam in Europa niet wordt gestuurd door politieke interesses van buitenaf. Zo zou ik pleiten voor seculier godsdienstonderwijs aan moslimkinderen. En niet voor lessen door worden gegeven door vanuit het Midden-Oosten aangestuurde mullah’s. Tegen het moslimfundamentalisme moet opgetreden worden. Maar die groep is volgens mij in Europa vrij klein.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer