Renata van Ferrara: gastvrouw van Calvijn
In de Noord-Italiaanse Povlakte ligt Ferrara. Een tamelijk gewone stad, al is hij de hoofdstad van het gewest Emilia-Romagna. De plaats telt ruim 130.000 inwoners.
Het meest in het oog springende gebouw is het vierkante kasteel Castello Estense, waar de hertogelijke familie d’Este vroeger een bijzondere plaats innam, zeker in de tijd van de Reformatie. Niemand minder dan Johannes Calvijn deelde in 1536 in de gastvrijheid van hertogin Renata van Ferrara. Voor zijn veiligheid droeg Calvijn daar de naam Charles d’Espeville.
In de 16e eeuw ontstond in Frankrijk een situatie waarin veel ”hervormingsgezinden” zich liever buiten dan binnen de landsgrenzen ophielden. De opkomende evangelisch-reformatorische beweging werd scherp in de gaten gehouden en zo nu en dan werd een vermeende aanhanger van Luther op de brandstapel ter dood gebracht. Dat gebeurde voor de eerste keer op 8 augustus 1523 in Parijs met de augustijner monnik Jean Vallière, leerling van de christenhumanist Jacques Lefèvre d’Étaples. Daarmee stonden de seinen voor de hervormingsgezinden duidelijk op rood.
Er waren voor hen vluchtcentra, zoals Straatsburg en Basel. En iets verder weg, over de Alpen, stond na 1530 de jonge hertogin Renata van Ferrara, echtgenote van Ercole (Hercules) II d’Este te Ferrara, ook klaar om asiel te verlenen aan met name Franse vluchtelingen. Het paste goed in het open klimaat van Ferrara, maar deze gastvrijheid van de hertogin was geheel tegengesteld aan de wantrouwende houding van haar man. Die had een sterk vermoeden dat er onder de asielzoekers veel ‘nieuwlichters’ zaten. Die was hij liever kwijt dan rijk.
Politiek huwelijk
Wie was deze hertogin? In Ferrara werd ze Renata di Francia genoemd, waarmee was gezegd dat ze uit Frankrijk kwam. Voor Fransen was zij Renée de France, voor ons bleef ze bekend als Renata van Ferrara. Haar wieg stond in het renaissancekasteel te Blois aan de Loire, waar de Franse koning Lodewijk XII (hij regeerde van 1498 tot 1515) en zijn gemalin Anna van Bretagne hun residentie hadden.
Renée, geboren in 1510, had een oudere zus, Claude geheten. Broers had ze niet, althans, alle prinsjes zijn op (zeer) jonge leeftijd gestorven. Daardoor kreeg Frankrijk bij het overlijden van koning Lodewijk een probleem: volgens de Salische wet mochten vrouwen niet regeren en daarom werd de man van Claude, graaf Frans I van Valois-Angoulême, als achterneef aangewezen om de koning op te volgen.
Frans I had in verschillende oorlogen geprobeerd de macht van Karel V te breken. Deze keizer van Duitsland was immers ook koning van Spanje en heer van de Nederlanden en daarom broedde Frans I voortdurend plannen uit om zich uit die omklemming te bevrijden.
Om dat doel te bereiken waren politieke huwelijken een belangrijk middel. Eerst was Renée al op 5-jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan Karel V van Spanje, maar dat huwelijk werd door de Franse koning nietig verklaard. Daarna was de Engelse koning Hendrik VIII een huwelijkskandidaat, maar deze werd door Renée afgewimpeld.
Intussen had ze de huwbare leeftijd bereikt en nu zette de Franse koning een nieuw plan door. Zijn schoonzusje zou moeten trouwen met een Italiaanse vorst die vanuit zijn regio een belangrijke rol kon spelen in de strijd tegen Karel V. Deze kandidaat was Ercole d’Este uit Ferrara. Het werd een politiek huwelijk. Liefde was er niet echt. Er werden vanaf 1531 in vlot tempo vijf kinderen geboren: drie dochters en twee zonen.
Gouvernante
Renée was als koningsdochter heel belangstellend naar de ”nieuwe leer”. Niet dat er aan het hof snel stappen werden gezet in de richting van de Reformatie, maar de sfeer was er gewoon prettig. Als kind had Renée Michelle de Saubonne als gouvernante; zij was benoemd op verzoek van moeder Anna van Bretagne. Michelle onderwees Renée later in onder meer de Griekse en Latijnse letterkunde, waarvan heel veel geschriften bewaard waren gebleven, van zowel heidense als christelijke auteurs. Van de laatste categorie –met onder anderen Cyprianus en Augustinus– publiceerde Erasmus veel nieuwe edities. Door de Franse humanist Lefèvre d’Étaples werd men –ook aan het hof– aangemoedigd op deze weg verder te gaan.
Maar Michelle werd van hogerhand ‘zomaar’ uit de kring rond Renée weggehaald. Toch had ze als een echte moeder de lichamelijke en vooral geestelijke vorming van Renée begeleid, tot grote tevredenheid ook van Renée zelf. De scheiding duurde tot het huwelijk van Renée. In Ferrara koos de hertogin ervoor om in haar nieuwe omgeving weer door Michelle te worden begeleid.
In de kring van Renata vertoefde ook de dichter en psalmberijmer Clément Marot. Zijn aanwezigheid in Ferrara anno 1536 is een groot bewijs van christelijke gastvrijheid waar ruimte was voor nieuwe ideeën.
Terwijl hertog Ercole zich een trouwe dienaar van de pauselijke kerk betoonde, koos zijn eega juist voor de nieuwe religie. Zij liet ook veel geloofsvluchtelingen toe op het kasteel, maar ze moest haar gastvrije optreden niet al te openlijk laten merken. Behoedzaamheid was het parool. Dat haar gastvrijheid de boventoon voerde, bleek uit de gestage groei van het aantal ‘gasten’ dat bij haar de kamers bevolkte.
Institutie
In het vroege voorjaar van 1536 stapten twee Franse reizigers door de poort van Ferrara op weg naar het kasteel van de familie d’Este. Het waren Jean Calvin en Louis du Tillet, vrienden die elkaar nauwelijks konden missen. In de levensbeschrijvingen van Calvijn staat deze tijd niet overal even helder beschreven. Ze kwamen waarschijnlijk uit Basel, want Calvijn had toen juist de eerste editie van zijn ”Institutie” in druk laten verschijnen. Het is ook zeer waarschijnlijk dat hij voor de hertogin een exemplaar had meegenomen. De naam van Calvijn begon overal in reformatorisch gezinde kringen rond te zingen: wát een helderheid in zijn uiteenzettingen! Wát een moed om de ”Institutie” aan de Franse koning te sturen met een uitvoerige brief die op hoog niveau was gecomponeerd.
Deze auteur in eigen huis te mogen verwelkomen, was een schitterend moment voor Renata van Ferrara. Haar gasten hadden haar laten weten veel waarde te hechten aan een uitnodiging aan Calvijn. Hij kwam dan ook op verzoek, al bleef hij voor de buitenwacht incognito; zijn schuilnaam was Charles d’Espeville. Overigens had Renata’s man zijn argwaan tegen haar ‘ketterse’ gasten zo ver doorgevoerd dat hij ermee begon sommigen van hen het kasteel uit te zetten. Dat was bijvoorbeeld nog maar net gebeurd met Michelle de Saubonne. Clément Marot voelde zich ook niet meer zo veilig en dacht aan vertrek. Hoe lang zou het Calvijn lukken om op het kasteel te blijven? Het zouden maar net twee maanden worden. Lang genoeg evenwel om een onuitwisbare indruk te maken.
Sluw spel
Calvijn, die aan Renata’s hof kennelijk veel gesprekken voerde, ontdekte na enige tijd dat hofkapelaan François Richardot wel de indruk wekte met de reformatorische leer in te stemmen, maar in werkelijkheid een sluw spel speelde. Calvijn waarschuwde Renata voor hem. Later komen we hem in de Nederlanden tegen als bisschop Richardot die Guido de Brès in de gevangenis verhoort, in 1567. Calvijn zag in hem in 1536 een man van berekening die eigen belangen nastreefde.
Een merkwaardig incident van een protestzanger tijdens een mis op Goede Vrijdag maakte een eind aan de gastvrijheid van de hertogin. De protestantse zanger werd opgepakt en aan de inquisitie overgeleverd. Veel gasten vluchtten weg. Bij zijn afscheid kreeg Calvijn van Renata reisgeld mee en spraken ze af met elkaar in correspondentie te blijven. Zo bleef Calvijn voor Renata ”pastor op afstand”.
Mis en avondmaal
Deze koningsdochter leidde een moeilijk leven in de jaren tot 1559. Ze moest haar weg zien te vinden in een context waarin er behoedzaam moest worden opgetreden. De relatie met haar man kwam steeds meer onder druk te staan wegens de godsdienstige verschillen. Maar zelf kwam ze ook meer dan eens in gewetensnood: als ze met enkele hofdames de mis had bezocht, ging ze daarna over tot het vieren van het avondmaal. Haar listige hofkapelaan, François Richardot, liet weten dat ze er niet verstandig aan deed mis en avondmaal te combineren. Hij zag haar graag terug in de schoot van de moederkerk. Een van de hofdames –een dochter van Michelle de Saubonne– bracht Calvijn van deze situatie op de hoogte. Ook hij vond dat de hertogin niet op twee gedachten kon hinken. Het geheel is tekenend voor Renata: ze wilde wel kiezen, maar durfde het niet aan.
Enkele jaren voor zijn dood liet hertog Ercole zijn eega in een kloostercel opsluiten om haar te dwingen officieel terug te keren tot de rooms-katholieke religie. Aan deze dwang heeft ze zich onderworpen, door in aanwezigheid van de Franse grootinquisiteur Mathieu Ory haar protestantse geloof af te zweren en daarna met haar hofhouding demonstratief naar de mis te gaan. Met haar daad had Renata van rooms-katholieke kant niets meer te duchten, ze was geen ketter meer. Maar of ze vrede in haar hart had? Ze wist dat ze nu door velen als afvallige werd gezien.
Strenge protestanten hadden Renata kunnen verwijten dat ze in de jaren voor haar afval een ”nicodemiet” was, dat wil zeggen in geloofszaken naar buiten toe rooms-roomskatholiek, maar innerlijk protestants – en dat ze dus durfde uitkomen voor haar echte geloof. Nicodemieten stelden dat het slechts aankwam op de innerlijke overtuiging. Hun naam is afgeleid van Nicodemus, die –bang voor de publieke opinie?– in de nacht naar Jezus ging.
Was Calvijn ook een van die strenge protestanten? Het is zeker voor hem een lastig gegeven geweest; hij was er een verklaard tegenstander van dat men als nicodemiet door het leven ging. En nu deed zijn gastvrouw het blijkbaar ook. Hij was daar heel slecht over te spreken, getuige zijn brief aan Renata van 2 februari 1555. Deze brief vermeldt als afzender de naam Charles d’Espeville.
Maar Calvijn heeft zijn koninklijke gastvrouw in Ferrara nooit afgeschreven. Hij besefte heel goed dat zij in een dwangsituatie verkeerde en er zelf niet voor had gekozen om in schijn rooms-katholiek te zijn.
Montargis
Na de dood van haar man in 1559 koos Renata –na moeilijkheden over de opvolging in Ferrara– voor terugkeer naar Frankrijk. Zo had ook Calvijn haar aangeraden. Dan zou ze waarschijnlijk veel meer kunnen betekenen voor vervolgde protestanten. Als vrije vrouw koos ze nu openlijk voor de Reformatie. Renée (zoals ze nu weer heette) stelde haar nieuwe woning, het zuidelijk van Parijs gelegen kasteel van Montargis, open voor allen die vanwege hun protestantse geloof werden bedreigd. Zo ontstond weer de ideale situatie waar Renée zo van genoot: een kring van sympathisanten van de Reformatie in haar gezelschap. Tevens stichtte zij een instituut voor de vorming van gereformeerde predikanten. Ook bleef Renée in voortdurende correspondentie met Calvijn. Deze was na Ferrara in Genève beland, waar Guillaume Farel –na een tip van Du Tillet– hem had weten te bezweren in deze Zwitserse stad te blijven. Calvijn dicteerde zelfs tot kort voor zijn dood brieven aan Renée om haar de juiste weg te wijzen. Hij was nog altijd haar vaste adviseur in geestelijke zaken.
Tot Calvijn stierf op 27 mei 1564. Zijn laatste brief aan Renée dateert van 4 april 1564. Zijn laatste woorden daarin waren: „Mevrouw, na mij nederig in uw goede gunst te hebben aanbevolen, smeek ik de hemelse Vader, u in Zijn hoede te nemen, u altijd te leiden door Zijn Geest en u voorspoedig te maken.”
Bloedbruiloft
Renée maakte in augustus 1572 de verschrikkelijke Bartholomeusnacht mee, ofwel de Bloedbruiloft tegen haar hugenootse geloofsgenoten, maar hoewel er duizenden werden omgebracht wist zij in leven te blijven. Renée bleef in Montargis tot ook haar sterfdag aanbrak, 12 juni 1575. De hugenotenoorlogen hadden kort tevoren weer een vervolg gekregen – de grote godsdienstvrede kwam pas met het edict van Nantes in 1598.