Ds. Van Kooten voor DC: Gebaar CGK rond kanselruil is wolkje als eens mans hand
UTRECHT. Het gebaar van de Christelijke Gereformeerde Kerken om predikanten van andere kerkverbanden op hun kansels toe te laten is een „wolkje als eens mans hand” vindt ds. M. van Kooten.
De predikant van de hervormde gemeente in Elspeet ziet uit naar „meer tekenen van eenheid” in de reformatorische gezindte. Hij sprak donderdagavond in Utrecht voor de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi (DC) over de eenheid van de Nederlandse kerk.
Ds. Van Kooten begon met het beeld van een toerist die op een zomerzondag op een van de Elspeetse terrasjes zit. De man ziet kerkgangers naar vijf verschillende reformatorische kerken gaan, waar men allemaal uit de Statenbijbel leest en de psalmen op hele noten zingt.
De predikant liet het beeld vervolgens verspringen naar Johannes 17:21: „Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelove dat Gij mij gezonden hebt.” Ds. Van Kooten: „Calvijn stelt dat het hier niet om een missionair aspect gaat, maar om de overtuiging in het gericht. Ik ben het in dit geval meer eens met Luther, de kanttekenaren en Matthew Henry, die vinden dat het wel degelijk gaat om het evangelisatorische aspect. De kerk dient één te zijn, opdat anderen aangelokt worden. Het aantrekkelijkste van de kerk is als men één is en wrok en twist verdwijnen.”
Het derde beeld was dat van de (ongedeelde) Gereformeerde Kerk in Nederland rond 1700. Toen was het geen paradijs. „Als je een jubileumbundel van een plaatselijke gereformeerde gemeente leest, is het beeld positiever dan van Montfoort of Waarder in de achttiende eeuw. Er was in de Gereformeerde Kerk in die tijd geen curatorium dat studenten weerde; theologiestudenten richtten drinkgelagen aan; predikanten preekten vlak en voorwerpelijk; de Nadere Reformatie was maar van betrekkelijke geringe invloed; de macht van de overheid op de kerk was groot; sommige predikanten waren remonstrants, ook al hadden ze de Drie Formulieren van Enigheid ondertekend; andere waren cartesiaans, de voorloper van de vrijzinnigheid.”
Om zijn stelling kracht bij te zetten wees de Elspeetse predikant op diverse oudvaders die klaagden over het verval van de kerk in die dagen, onder anderen Jodocus van Lodenstein, Simon Simonides en Wilhelmus à Brakel. Des te opvallender was het, zo zei hij, dat de mannen van de Nadere Reformatie zich niet afscheidden.
Het vierde beeld was dat van de kerken nu. Ds. Van Kooten haalde de schrijver Harry Mulisch aan, die eens zei dat de christelijke kerk bewijst dat God niet bestaat. „Doe dat woord niet af als vijandschap,” waarschuwde hij. Verder citeerde hij ds. G. H. Kersten, die in 1938 stelde verdriet te hebben over de breuken in de kerk. De Gereformeerde Gemeenten moesten volgens hun voorman geen genoegen nemen met separatisme, maar schouder aan schouder staan met hen die strijden voor de waarheid.
Hoe het verder moet? Ds. Van Kooten: „We kunnen geen kerkmuren afbreken. We moeten simpelweg beginnen met kanselruil en elkaar zien als broeders en zusters. De tijd is kort.”