Krstic: Srebrenica is schande voor Serviërs
Wat er in Srebrenica is gebeurd, is een „verschrikkelijke schande” die een smet werpt op de „luisterrijke tradities van het Servische officierskorps.” Dit verklaarde de Bosnisch-Servische generaal Radislav Krstic donderdag in een emotioneel slotwoord tijdens het hoger beroep van zijn genocidezaak voor het Joegoslavië-tribunaal.
De Serviërs, die door de eeuwen heen oorlogen moesten voeren zonder het te willen, hebben nooit oorlogsmisdaden gepleegd, zo betoogde Krstic, tot die noodlottige juli 1995. Zonder legerleider Mladic of zichzelf met naam te noemen zei Krstic dat na de val van de moslimenclave „de intelligenten en de wijzen zwegen, terwijl de zotten het uitschreeuwden.”
Uit historisch filmmateriaal blijkt dat Mladic in Srebrenica nogal vaker blaffend en dreigend optrad, terwijl Krstic zwijgend erbij zat of stond, zoals bijvoorbeeld bij vergaderingen met Dutchbat-commandant Karremans.
Krstic (55) betuigde medeleven met de pijn en het lijden van de slachtoffers. Hij zei nog eens dat hij tijdens de massaslachting elders was: „God zal mij straffen als ik kwaad heb gedaan.”
De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep stond donderdag eerder op de dag, op de tweede en laatste zittingsdag, vooral in het teken van de definitie van de misdaad genocide (volkenmoord). Generaal Krstic is de enige verdachte tot nu toe die door het VN-hof in Den Haag is veroordeeld wegens genocide (volkenmoord), het zwaarste misdrijf. Uit de uitspraak in hoger beroep moet blijken of die veroordeling definitief wordt of niet, wat cruciale jurisprudentie zal opleveren.
Pijnpunt daarbij is de definitie van genocide, zoals bepaald in de genocideconventie van 1948, te weten: Handelingen met de intentie om een bevolkingsgroep (nationaal, etnisch, raciaal of religieus) geheel of gedeeltelijk te vernietigen. De vraag is of de gebeurtenissen van Srebrenica onder die definitie vallen of niet.
Volgens de aanklagers is dat het geval. Weliswaar zijn circa 7500 mannen vermoord, maar meer dan 20.000 vrouwen, kinderen en bejaarden die in bussen zijn gedeporteerd, hebben de massaslachting overleefd. Maar door de moord op vrijwel alle mannen is, zeker in een patriarchale samenleving als die van de Bosnische moslims, de ruggengraat van de gemeenschap weggevallen. Het traditionele leven van de moslimgemeenschap in en rond Srebrenica in Oost-Bosnië bestaat niet meer zoals vroeger. De overlevende vrouwen en kinderen leven nu, veelal zwaar getraumatiseerd en onder erbarmelijke omstandigheden, elders in Bosnië of in het buitenland.