Bijbelse collectie van een steenrijke Amerikaanse familie
Het Bijbellandenmuseum in Jeruzalem toont een collectie voorwerpen rond de Bijbel van een schatrijke evangelische familie uit Amerika: de Greens. Het bevat onder meer bijzondere manuscripten van het Boek der boeken.
De expositie ”Het Boek der boeken” moet de bezoekers inzicht geven in het ontstaan en de verbreiding van het Oude Testament én het Nieuwe Testament.
De tentoonstelling is grotendeels gebaseerd op de collectie van de familie Green in Oklahoma. De Greens hebben in de loop der jaren maar liefst 40.000 voorwerpen gekocht die met de Bijbel te maken hebben. Hun rijkdom is te danken aan de winkelketen Hobby Lobby, die David Green in 1972 oprichtte. Hij hanteert bij zijn bedrijfsvoering, zoals hij op zijn Facebookpagina zegt, Bijbelse principes. Dit houdt onder meer in dat zijn winkels op zondag gesloten zijn.
De verzameling van de familie is tot mei in Jeruzalem te zien. Het gaat om de eerste uitgebreide presentatie over zowel de Hebreeuwse Tenach als het Nieuwe Testament in Israël, aldus het museum. De voorwerpen zijn in de afgelopen jaren ook al op diverse plekken in de Verenigde Staten gepresenteerd en zullen over enkele jaren hun definitieve bestemming vinden in een nieuw te openen Bijbelmuseum in Washington.
De voorwerpen zijn zodanig interessant dat een groep geleerden onder de noemer van Het Green Wetenschappers Initiatief betrokken zijn bij het onderzoek ernaar. Ze zijn verbonden aan tientallen verschillende universiteiten, hogescholen en seminaria.
Septuaginta
De curator van de tentoonstelling, dr. Filip Vukosavovic, brengt in de catalogus het woord van Jesaja in herinnering dat Gods woord zich vanuit Sion zou verspreiden. „Deze profetie is letterlijk vervuld”, schrijft hij. „Gedurende de Tweede Tempelperiode verspreidde het woord zich via het judaïsme en later via het christendom.”
De expositie begint uiteraard met voorwerpen uit het land Israël. Het oudste tastbare bewijs van de Bijbel komt uit Qumran, waar manuscripten werden gevonden uit de derde eeuw voor Christus tot de eerste eeuw na Christus. In het museum zijn enkele facsimile’s te zien van fragmenten van deze Dode Zeerollen.
Er is werk van gemaakt om de manuscripten in het kader van politieke ontwikkelingen te plaatsen. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor de verovering van Israël door Alexander de Grote in het jaar 332 voor Christus. Joden werden daarbij beïnvloed door de hellenistische cultuur. De Israëlieten in de diaspora waren het Hebreeuws nauwelijks of niet meer machtig. Voor hen verscheen daarom de Septuaginta, de vertaling van het Oude Testament in de Griekse taal.
De Septuaginta heeft een lange en ingewikkelde ontstaansgeschiedenis, die omstreeks 150 voor Christus werd afgerond. De Greencollectie bevat fragmenten van deze vertaling uit de derde en de vierde eeuw.
Codex Climaci Rescriptus
Een bijzonder manuscript is de Codex Climaci Rescriptus. Deze Aramees- en Griekstalige Bijbel werd oorspronkelijk in de vijfde of de zesde eeuw in Jeruzalem vervaardigd. In de zevende eeuw verhuisde het manuscript echter naar de Sinaï, mogelijk als gevolg van de islamitische verovering van Jeruzalem.
Daar besloten monniken de tekst uit te wissen. Ze schreven er in het Oudsyrisch twee theologische verhandelingen over het boek Johannes van de 7e-eeuwse monnik Johannes Climacus overheen. Papier en perkament waren in die tijd wellicht bijzonder duur en in de Sinaï nauwelijks voorhanden. Dus werd er gerecycled. Met speciale fototechnieken zijn de ‘verdwenen’ woorden later echter weer leesbaar gemaakt.
Interessant is ook de in de 19e eeuw ontdekte Cairo Geneza: documenten die duizend jaar lang bewaard zijn gebleven in de opslagruimte van de Ben Ezrasynagoge van de Egyptische hoofdstad. Het bleek om niet minder dan 300.000 documenten te gaan. In het museum zijn van deze collectie een commentaar op de psalmen en een gebedsboek van de karaïeten te zien. De karaïeten vormden een Joodse sekte die zich enkel op de Tenach baseerde en niet op de overlevering. Blijkbaar bezochten zij wel dezelfde synagoge als de andere Joden.
Illustraties
Wat sterk opvalt is dat de Bijbelse manuscripten vanaf de elfde en de twaalfde eeuw vaak rijk geïllustreerd waren. Kalligrafen schreven sommige zinnen in het rood in plaats van zwart, ze versierden de eerste letters van hoofdstukken en tekenden geometrische figuren, vogels en pilaren bij de tekst. Ook afbeeldingen van Bijbelse taferelen deden het goed. In de Lutherbijbel komen we bij het boek Openbaring bijvoorbeeld een afzichtelijk beest tegen.
De onderzijde van een Estherrol bestaat uit de Bijbelse tekst, terwijl de bovenzijde gereserveerd is voor de afbeeldingen. De illustraties zijn overigens niet alleen op de Bijbel gebaseerd, maar ook op een midrasj: een Joodse interpretatie van de Bijbeltekst. De Bijbel vertelt dat koning Ahasveros zijn vrouw Vasthi wegstuurde, de midrasj dat hij haar onthoofdde. Een plaatje toont dan ook hoe de koning zijn echtgenote het hoofd afhakt.
Bijzonder zijn ook de polyglotten: grote Bijbels die de tekst in diverse talen naast elkaar plaatsten. De oudste edities kwamen uit Spanje en bevatten Latijnse, Hebreeuwse, Grieks en Aramese teksten. In Londen werd in de 17e eeuw zelfs een Bijbel in negen talen gepubliceerd. Het idee was dat de lezer van de tekst de boodschap beter zou begrijpen als hij deze in verschillende talen kon vergelijken. Het ging om minutieus samengestelde academische werken.
Gutenberg
De drukpers van Johannes Gutenberg zou een belangrijk keerpunt worden in de Bijbelverspreiding. Gutenberg drukte eerst een paar theologische pamfletten en omstreeks 1450 ging hij over tot het drukken van de eerste gehele Bijbel in het Latijn. Van de eerste oplage van zo’n 180 stuks zijn er 30 tot 40 bewaard gebleven. De drukpersen verspreidden zich snel over Europa.
De gevolgen waren groot. Toen de Bijbels nog werden overgeschreven was de godsdienst volgens curator Vukosavovic sterk geïnstitutionaliseerd en verbonden aan de Rooms-Katholieke Kerk of orthodoxe kerken. „Zodra je in staat bent duizenden Bijbels te drukken, wordt religie persoonlijker. Daardoor kon de Reformatie ontstaan.”
Tijdens de Reformatie waren er zeker duizend drukpersen verspreid over Europa. Maarten Luther vertaalde de hele Bijbel in het Duits en maakte deze beschikbaar voor de hele bevolking. Protestanten gebruikten het gedrukte boek als een wapen tegen de paus. Voor sommige drukkers volgde zelfs de gang naar het schavot.
De Engelse koning Jacobus nam in 1604 het initiatief tot de Bijbelvertaling in het Engels. De vijftig vertalers hielden hun vergaderingen in het Latijn en beheersten eveneens het Hebreeuws, Grieks, Aramees en Oudsyrisch. De King Jamesbijbel werd in 1611 voor het eerst gedrukt. Gordon Campbell schrijft in de catalogus dat de King James het meest gedrukt werd van alle boeken in de geschiedenis.
Opvallend is dat er twee versies bestaan van de eerste King James, namelijk de zogeheten ”hij”- en ”zij”-versie. Sommige oude manuscripten zeggen in Ruth 3:15 dat ”hij” de stad in ging en andere ”zij”. De Britten losten het probleem op door twee versies te drukken.