Goede moed
Jesaja 43:13b
„Ik zal werken en wie zal het keren.”
Doe ons niet vrezen die het lichaam doden kunnen en daarna niet meer. Maar laat ons veel meer Hem vrezen, Die beide ziel en lichaam kan verderven en werpen in de hel. Maar we moeten Hem niet met een slaafse maar met een kinderlijke vrees vrezen.
Uw roede is opgeheven, maar Gij verandert de rechterlijke in een vaderlijke, beproevende, kastijdende en tuchtigende, gezegende, amandelen dragende, honing uitgevende roede voor Uw volk, o aller dierbaarste Koning, medelijdende en barmhartige Hogepriester, Die het rechterlijke gedragen hebt voor Uw volk om het vaderlijke aan Uw volk te schenken. Uw vlees gaf U tot spijs en Uw bloed tot drank van Uw volk.
U hebt gezegd: de drinkbeker die Ik drink, zult gij drinken, en met de doop waarmee Ik gedoopt wordt, zult gij gedoopt worden. Toen gij jong waart, gordde gij uzelf, en wandelde alwaar gij wilde; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen waar gij niet wilt. Dat zei de Heere tot Petrus, Zijn dienstknecht.
En dat zegt de Heere tot allen die Hem beleden hebben als de Christus, de Zoon van de levende God, die Hem volgen in de wedergeboorte, en door lijden geheiligd worden. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. Vreest dan geen der dingen die gij lijden zult.
L. G. C. Ledeboer, predikant te Benthuizen (”De Kerk met Simson in Delila’s schoot”, 1863)